De vraagwoorden

De vraagwoorden
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Secundair onderwijs

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De vraagwoorden

Slide 1 - Tekstslide

De vraagwoorden
Wie? 
Wat? 
Waar? 
Wanneer?
Waarom? 
Hoe? 
Welk(e)?

Slide 2 - Tekstslide

Wie?
Wie rijdt met de fiets?

De jongen rijdt met de fiets.

Slide 3 - Tekstslide

Wat?
Wat doet de jongen?

De jongen fietst.

Slide 4 - Tekstslide

Waar?
Waar rijdt de auto? 

De auto rijdt op straat.

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer?
Wanneer komt de bus? 

De bus komt om 12:00 uur.


Slide 6 - Tekstslide

Waarom?
Waarom stopt de auto? 

De auto stopt omdat het rood is.

Slide 7 - Tekstslide

Hoe?
Hoe komt de jongen naar school? 

De jongen komt met de bus naar school.

Slide 8 - Tekstslide

Welk(e)?
Welke kleur heeft de auto? 

De auto is geel.

Slide 9 - Tekstslide

... kom jij naar school? Met de fiets.
A
Waarom
B
Hoe
C
Wie
D
Wat

Slide 10 - Quizvraag

... stop jij? Omdat het rood is.
A
Wie
B
Wat
C
Waarom
D
Hoe

Slide 11 - Quizvraag

... rijdt met de auto? Het meisje.
A
Hoe
B
Waarom
C
Wanneer
D
Wie

Slide 12 - Quizvraag

... komt de trein? Om 8 uur.
A
Hoe
B
Wie
C
Welke
D
Wanneer

Slide 13 - Quizvraag

... auto is van jou? De rode auto.
A
Wie
B
Wanneer
C
Welke
D
Wat

Slide 14 - Quizvraag

... ga jij naartoe? Naar Brussel.
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom
D
Hoe

Slide 15 - Quizvraag

Hoe kom jij naar school?
Waarom rijd jij door?
Wanneer komt de bus?
Waar moeten we de trein nemen?
Met de bus en soms met de fiets.
Omdat het groen is.
Om 12 uur.
Op spoor 8.

Slide 16 - Sleepvraag

De vraagwoorden

Slide 17 - Woordweb

... kom jij naar school?

Slide 18 - Open vraag

... komt de trein?

Slide 19 - Open vraag

... rijdt met de fiets?

Slide 20 - Open vraag

... moet ik de trein nemen?

Slide 21 - Open vraag

... stop jij?

Slide 22 - Open vraag

Wie rijdt met de scooter?
A
Omdat het mooi weer is.
B
Het meisje
C
Om 12 uur.
D
Op perron 10.

Slide 23 - Quizvraag

Waarom stop jij?
A
Met de bus.
B
De jongen en het meisje
C
De jongen fietst.
D
Omdat het rood is.

Slide 24 - Quizvraag

Wat doe jij?
A
Om 8 uur.
B
Met de fiets.
C
Ik fiets.
D
Omdat het groen is.

Slide 25 - Quizvraag

Hoe kom jij naar school?
A
Met de fiets.
B
Op perron 12.
C
De jongen
D
In de avond.

Slide 26 - Quizvraag

Waar moet ik de trein nemen?
A
Om 10 uur.
B
Met de fiets.
C
Op perron 8.
D
Ik neem de trein.

Slide 27 - Quizvraag