5.3 De Koude Oorlog

Paragraaf 5.3 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 5.3 

Slide 1 - Tekstslide

Programma
wat?
hoe?
tijd?
terugblik 
klassikaal
10 min
uitleg 5.3
klassikaal
15 minuten
afsluiten
klassikaal
5 min

Slide 2 - Tekstslide

Sommige ministeries hebben naast een minister een soort assistent-minister. Hoe noem je iemand met die functie?
A
Onderminister
B
Ambtenaar
C
Staatssecretaris
D
Premier

Slide 3 - Quizvraag

Het parlement heeft:
A
Alleen uitvoerende macht
B
Alleen rechterlijke macht
C
Alleen wetgevende macht
D
Wetgevende en Uitvoerende macht

Slide 4 - Quizvraag

In het parlement
A
Zit alleen de Eerste en Tweede Kamer
B
Zit alleen de Tweede Kamer
C
Zitten Ministers en de Tweede Kamer
D
Zitten de Ministers en Staatssecretarisse

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn de politionele acties?
A
Acties van Nederland om te voorkomen dat Indonesië onafhankelijk werd.
B
Acties van Japan een nieuwe poging te doen om Nederlands-Indië in te nemen.
C
Acties van Indonesiers om te voorkomen dat zij onafhankelijk werden.
D
de strijd tussen Japan, Nederland en Indonesiers om de macht in Nederlands Indie

Slide 6 - Quizvraag

wat was het doel van de politionele acties
A
de belangrijkste gebieden veroveren
B
om de Indonesische bevolking onder controle te krijgen
C
de rust terug laten keren Nederlands-indie
D
druk zetten op de Indonesische politiek

Slide 7 - Quizvraag

Van wie was Palestina in 1900?
A
Niet echt van iemand
B
Van het Ottomaanse Rijk
C
Van Groot-Brittannië
D
Van de zionisten

Slide 8 - Quizvraag


Welke beslissing nam de Volkenbond na de Eerste Wereldoorlog over Palestina?
Palestina zou... (10-1-17)
A
bestuurd worden door de Verenigde Staten.
B
bestuurd worden door Groot-Brittannië.
C
onderdeel worden van een Arabische staat
D
onderdeel worden van een Joodse staat.

Slide 9 - Quizvraag

Wat had de Britse minister Balfour over Palestina beloofd aan joden en aan Arabische inwoners van Palestina?
A
joden:eigen staat, Arabieren: eigen cultuur
B
joden: bescherming, Arabieren: bescherming
C
joden: eigen cultuur Arabieren: eigen staat
D
joden: eigen staat Arabieren: eigen staat

Slide 10 - Quizvraag

Wat houdt het zionisme in?
A
Mensen die streven naar vrijheid.
B
Mensen die tegen de holocaust ingaan.
C
Joodse bevolking die onderdrukt raakte door een slechte economie.
D
mensen die streven naar een onafhankelijke Joodse staat.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de relatie tussen zionisme en nationalisme?

A
Door het groeiende zionisme groeide in Europa het nationalisme. Hierdoor namen de pogroms toe
B
Ook onder Joden ontstond er nationalisme. Joods nationalisme noem je zionisme
C
Door het groeiende nationalisme ontstond er meer antisemitisme. Hierdoor groeide het zionisme
D
Het groeiende nationalisme was een gevolg van het zionisme.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is dekolonisatie
A
Het zelfstandig worden van een kolonie
B
Segregatie van bevolkingsgroep
C
Apartheid
D
Onderdrukking

Slide 13 - Quizvraag

aan het eind van deze les
  • weet je waarom er na WOII twee machtsblokken in Europa ontstonden
  • Je kunt verklaren waarom de VS en SU lijnrecht tegenover elkaar kwamen te staan in de Koude Oorlog 
  • Je kunt de naam 'Koude Oorlog' verklaren 
  •  Je weet op welke manier de VS en SU invloed probeerden uit te oefenen in Europa
  • Je kunt uitleggen hoe de Koude Oorlog eindigde 

Slide 14 - Tekstslide


Einde Tweede Wereldoorlog

  • februari 1945: Duitsland verloor bijna WOII > Geallieerden maakten afspraken met elkaar over Europa na WOII
  • 30 april: Hitler pleegt zelfmoord > 8 mei Europa bevrijd
  • Grote winnaars: Verenigde Staten en Sovjet Unie 

Slide 15 - Tekstslide

Koude Oorlog
direct na WOII: start Koude Oorlog
Wapens bleven 'koud' : SU en VS nooit direct tegen elkaar gevochten 

Slide 16 - Tekstslide

Afspraken 
  • overwinnaars mochten invloed uitoefenen op bevrijdde landen
  • Westen van Europa onder invloed van VS, Oosten van Europa onder invloed van SU > invloedssferen of machtsblokken 
  • Angst voor elkaar: VS kapitalistisch, SU communistisch  
  • Angst leidde tot een wapenwedloop in kernwapens

Slide 17 - Tekstslide

Kapitalisme
Een systeem waarbij het draait om:

  • Winst maken 
  • Privébezit
  • Concurrentie
  • Vrijheid (maar geen gelijkheid)
Kritiek
op 
Kapitalisme:
klassenmaat-schappij 

Slide 18 - Tekstslide

Communisme
Kenmerken communisme:
  1. Geen kapitalisme
  2. Klasseloos = iedereen is gelijk
  3. Alles in het land is van iedereen
  4. Alle bedrijven zijn van de staat

Slide 19 - Tekstslide

Duitsland
  • Westen van Duitsland bevrijdt door VS, Oosten bevrijdt door SU
  • Vijandigheid onderling > gevolg: Duitsland in twee landen verdeeld
  • West Duitsland: BDR (Bondsrepubliek Duitsland)
  • Oost Duitsland: DDR (Duitse Democratische Republiek)
  • Berlijn verdeeld in Oost en West-Berlijn

Slide 20 - Tekstslide

Vijandigheid
  • VS en SU namen verschillende maatregelen om te voorkomen dat een land zou 'overlopen'
  • VS: Marshallhulp & Navo
  • SU: Ijzeren Gordijn, Berlijnse Muur & Warschaupact 

Slide 21 - Tekstslide

NAVO
  • Militair bondgenootschap tussen VS, Canda en West-Europa

  • Noord Atlantische Verdrag Organisatie

  • opgericht 1949

  • militair ingrijpen als een land communistisch dreigt te worden 

Slide 22 - Tekstslide

Warschaupact, 1955
  • Militair bondgenootschap van de Sovjet-Unie

  • Tegenhanger van de NAVO

  • Opgericht als reactie op toetreding van West-Duitsland tot de NAVO

  • Heeft bestaan tot 1991

Slide 23 - Tekstslide

MARSHALLHULP
Amerika geeft landen in Europa geld en goederen om hun land weer op te bouwen: Marshallhulp. 
Doelen: communisme indammen en snel herstel van Europa--> handel.

Slide 24 - Tekstslide

Ijzeren Gordijn
  • Stalin wil niet dat inwoners van zijn invloedssfeer in aanraking komen met West-Europa

  • er komt een grens dwars door Europa, niet kan meer zomaar naar West-Europa 

Slide 25 - Tekstslide

Berlijnse Muur
  • Berlijn wordt verdeeld in Kapitalistisch en Communistisch deel
  • veel mensen vluchtten via Berlijn naar het vrije westen
  • 1961 bouwt de SU een Muur dwars door Berlijn
  • 30 jaar is er geen contact tussen oost en west! 

Slide 26 - Tekstslide

De Berlijnse muur

Slide 27 - Tekstslide

Einde Koude Oorlog
  • economische problemen werden groter en groter in SU
  • president Gorbatsjov gaf de bevolking hervorming met vrijheid van meningsuiting 
  • grote protesten in Oost-Europa > SU greep niet in
  • 1989: val van de Berlijnse Muur 
  • 1991: einde SU, eenwording Duitsland  

Slide 28 - Tekstslide