In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Flexles Fictie
Match
van
Buddy Tegenbosch
Slide 1 - Tekstslide
Waar gaat het boek over?
Slide 2 - Woordweb
Het hoofdpersonage zegt: ‘Wij gingen nooit zover vanwege mijn zusje.’ 1. Wat zou er zijn met zijn zusje?
Slide 3 - Open vraag
Het hoofdpersonage vraagt zich af: ‘Had ik ook zo’n brief gekregen?’ 2. Welke brief hoopt hij te krijgen en wat zou daarin moeten staan?
Slide 4 - Open vraag
Er staat: ‘De promotie van een ander is de degradatie van jezelf.’
3. Wat bedoelt de hoofdpersoon met deze uitspraak?
Slide 5 - Open vraag
Er staat: ‘En dat was heel iets anders dan ‘iemand die graag voetbalt’.'
4. Waarom is dat heel anders?
Slide 6 - Open vraag
‘Dat was geweldig! Waarom voelde ik me dan vooral doodmoe?’ 5. Als lezer weet je nog niet waarom hij zich zo moe voelt, maar wat denk je?
Slide 7 - Open vraag
‘Denk je dat wij de enige zijn?’ ‘Dat vroeg ik me ook af.’ Jabbar haalde zijn telefoon uit zijn zak. ‘In de groepsapp heeft niemand het erover.’ ‘Jij ook niet, toch?’ vroeg ik, terwijl ik de app checkte. ‘Nee, sinds ik het weet, heb ik geen bericht meer gestuurd.’
6. Waarom zouden Jabbar en Jim het grote nieuws niet in de groepsapp vertellen?
Slide 8 - Open vraag
‘Al vier seizoenen douchte hij op de inmiddels te kleine, aan elkaar getapete slippers, omdat hij ze voor het eerst bij zich had gehad toen hij een hattrick scoorde.’
7. Veel sporters hebben bepaalde rituelen omdat ze denken (hopen) dat het hen help een goede wedstrijd te spelen. Bijgeloof dus. Op welke momenten wint bij jou het bijgeloof het van je rationele verstand? En wat doe je dan?
Slide 9 - Open vraag
‘Ze was ook de enige persoon naar wie ik uitkeek, trouwens.’
8. Je voelt het al aankomen dat hier een ‘love-interest’ opgevoerd wordt. Waarom zou Jim zich aangetrokken voelen tot Lola, denk je?
Slide 10 - Open vraag
‘Niet iets is iets anders dan niets.’ 9. Leg uit wat het verschil is tussen niet iets en niets.
Slide 11 - Open vraag
‘We vuurden om de beurt vragen op elkaar af. Favoriete serie. Stad. Vakantieplek. Songtekst. Auto. Instrument. Gerecht. Seizoen.’
10. Wat is jouw favoriete serie, stad, vakantieplek, songtekst, auto, instrument, gerecht, seizoen?