Bezit + Irregular Verbs

INVENTIONS
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

INVENTIONS

Slide 1 - Tekstslide

Agreements:
Active houding AAN
  • Questions? Raise your hand
  • Teacher speaks = Students listen
  • Do not walk around 
  • You are not allowed to use your device without permission.

Slide 2 - Tekstslide

What are we going to do today? 
  • practice the grammar subject. 
  • recap of the Grammar demonstrative.
  • practice for speaking!

 

Slide 3 - Tekstslide

Today's Learning goal:
at the end of the class: 
you will be able to remember the rules and how to use the Gerund

Slide 4 - Tekstslide

RECAP:  Demonstrative pronouns

Slide 5 - Tekstslide

Bezit: 's / s' or ..... of......
Je gebruikt 's of ' achter een woord om aan te geven van wie iets is.
Bij enkelvoud: altijd 's
Bij meervoud: eindigt het woord op -s ->alleen ', bij.


1. Of = Van 
gebruikt om bezit aan te geven bij dingen, plaatsen en landen.
2. ‘S = Van 
gebruikt om bezit aan te geven bij mensen, dieren, gebouwen en tijden.

Slide 6 - Tekstslide

When something belongs to someone we use: 's or '
1. When it belongs to a person or an animal (enkelvoud en meervoud)
- Girl's watch  - Dog's tail
- children's toys       
2. When the word ends on s in plural we only use ' (no s!)
- Girls' watch
- Dogs' tail
3. For things and names of places we use: OF 
- The Prisoner of Azkaban
- The key of this door

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

 Bezit - possession 
Bij bezit van mensen gebruik je 's of '




Bij bezit van dingen, landen of plaatsen gebruik je ... of ...
the handle of the door, the Queen of Spain, the map of the town

enkelvoud (+'s)
meervoud eindigt op s (+')
Peter's rabbit
the girls' pets
Oscar's illustration
the pupils' parents

Slide 9 - Tekstslide

De auto van John
A
John's car
B
Johns' car
C
The car of John

Slide 10 - Quizvraag

De gang van het huis
A
The house's hall
B
The houses' hall
C
The hall of the house

Slide 11 - Quizvraag

De boot van de kapitein
A
The captains' boat
B
The captain's boat
C
The boat of the captain

Slide 12 - Quizvraag

De kamer van de meisjes
A
The girls' room
B
The girl's room
C
The room of the girls

Slide 13 - Quizvraag

Is that Josie___ brother over there?
A
's
B
s'
C
'

Slide 14 - Quizvraag

The teachers___ room is down the hall to the left.
A
's
B
s'
C
'

Slide 15 - Quizvraag

I always care about people__ feelings.
A
's
B
s'
C
'

Slide 16 - Quizvraag

The children__ teachers were very pleased with them.
A
's
B
s'
C
'

Slide 17 - Quizvraag

Bezit: 's / ' / of
Wanneer gebruik je 's ?
A
Bij een ding, plaats of land.
B
Bij een mens of dier.
C
Bij een mens of dier, eindigende op een -s.

Slide 18 - Quizvraag

Bezit: 's / ' / of
Welke zin is correct?
A
Madonna is at number one on this week's charts.
B
Madonna is at number one on the charts of this week.

Slide 19 - Quizvraag

Past Simple - Irregular verbs
  • There are no rules for the irregular verbs, you just have to learn them by heart.
  • The full list is on pg 160, 161, of your textbook.



Slide 20 - Tekstslide

Irregular verbs

to fly - …...
A
flied
B
flewed
C
flown
D
flew

Slide 21 - Quizvraag

Irregular verbs

to break - …….
A
breaked
B
broke
C
broked
D
broken

Slide 22 - Quizvraag

Irregular verbs

to choose - …….
A
chose
B
chosen
C
chose
D
choose

Slide 23 - Quizvraag

Irregular verbs

to get - …….
A
get
B
gotten
C
gott
D
got

Slide 24 - Quizvraag

The cat ___ (escape) from the garden.
A
escaped
B
escapt

Slide 25 - Quizvraag

I ___ (buy) some food for lunch.
A
bought
B
buyed

Slide 26 - Quizvraag

ASSIGNMENTS:
Practice your English speaking:
  • division of tasks
Do exercises: 
  • 6 7 8 9  p. 14- 15- 16
  • 40   43  p. 38- 39 
timer
15:00

Slide 27 - Tekstslide