haben/sein (o.v.t.), werden (o.t.t.)

Haben, sein & werden
Tegenwoordige en verleden tijd
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Haben, sein & werden
Tegenwoordige en verleden tijd

Slide 1 - Tekstslide

Wiederholung
Tegenwoordige tijd 
(Präsens)

haben
sein

Slide 2 - Tekstslide

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
haben
hast
habst
haben
habt
habet
hat

Slide 3 - Sleepvraag

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein

Slide 4 - Sleepvraag

Slide 5 - Tekstslide

Welke dubbele betekenis heeft het werkwoorden 'werden'?
A
worden & zijn
B
worden & werden
C
worden & zullen

Slide 6 - Quizvraag

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
werde
wirst
wird
werden
werdet
werden

Slide 7 - Sleepvraag

Wat is er opvallend aan de uitgangen in de verleden tijd?

Slide 8 - Open vraag

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hatte
hattest
hatte
hatten
hattet
hatten

Slide 9 - Sleepvraag

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
Voltooid deelwoord
war
warst
war
waren
wart
waren
geworden

Slide 10 - Sleepvraag

Vul de zin aan met het goede antwoord.

Slide 11 - Tekstslide

Du ... Kopfschmerzen.
A
warst
B
hatte
C
war
D
hattest

Slide 12 - Quizvraag


Im Juli ............. es warm.
A
warst
B
war
C
hatte
D
hattest

Slide 13 - Quizvraag

Mein Handy ... kaputt.
A
war
B
hattest
C
hatte
D
wart

Slide 14 - Quizvraag

... es morgen wieder so regnen?
A
werde
B
wird
C
hatte
D
war

Slide 15 - Quizvraag

Wie alt ... du ... ?
A
ist gewesen
B
bist gewesen
C
ist geworden
D
bist geworden

Slide 16 - Quizvraag

Ende!

Slide 17 - Tekstslide