In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Natuurkunde NOVA klas 3HV hoofdstuk 3
Licht en lenzen (herhaling)
Slide 1 - Tekstslide
KLEUREN
Wit licht bestaat uit alle kleuren van de regenboog (= spectrum).
Het spectrum wordt zichtbaar bij breking van het licht, bv in een prisma of regendruppel.
Gekleurde voorwerpen kaatsen alleen het licht terug van hun eigen kleur. De rest wordt geabsorbeerd.
Slide 2 - Tekstslide
Beschrijf de kleuren in het spectrum van wit licht in de goede volgorde.
Slide 3 - Open vraag
Lichtbreking
Als een lichtstraal schuin op glas valt, dan wordt de lichtstraal gebroken.
Van lucht naar glas: naar de normaal toe: >
Van glas naar lucht: van de normaal af: <
∠i
∠r
∠i
∠r
Slide 4 - Tekstslide
Hoe gaat de lichtstraal verder als het uit het water komt?
A
lichtstraal 1
B
lichtstraal 2
C
lichtstraal 3
D
lichtstraal 4
Slide 5 - Quizvraag
bolle en holle lenzen
bolle lenzen:
dik in het midden, dun aan de rand;
buigen lichtstralen naar elkaar toe;
convergerende werking;
positief.
holle lenzen:
dun in het midden, dik aan de rand;
buigen lichtraken van elkaar af;
divergerende werking;
negatief.
Slide 6 - Tekstslide
Wat voor lens zit er in
deze zaklantaarn?
A
negatieve lens
B
positieve lens
C
voorzetlens
D
zoomlens
Slide 7 - Quizvraag
Constructiestralen bij een bolle lens
Slide 8 - Tekstslide
Constructiestralen bij een bolle lens
Slide 9 - Tekstslide
Constructiestralen bij een bolle lens
Slide 10 - Tekstslide
Maak de tekening af
Teken het beeld van de pijl.
Slide 11 - Open vraag
Een voorwerp staat 50 cm voor een lens. Achter de lens ontstaat op een scherm een scherp beeld op 2,75 m afstand. Bereken de vergroting N.
A
N = 18
B
N = 5,5
C
N = 1,4
D
N = 137,5
Slide 12 - Quizvraag
Een voorwerp staat 50 cm voor een lens. Achter de lens ontstaat op een scherm een scherp beeld op 2,75 m afstand. Bereken f (in cm) met de lenzenformule:
f1=v1+b1
Slide 13 - Open vraag
Je bent bijziend als...
A
de ooglens te bol is.
B
de ooglens te hol is.
C
de ooglens te plat is.
D
de ooglens te groot is.
Slide 14 - Quizvraag
Als je verziend bent heb je een bril nodig met ..... glazen. Welk woord moet op de puntjes ingevuld worden?
A
positieve
B
negatieve
Slide 15 - Quizvraag
Een hol brillenglas heeft een brandpuntsafstand van 25 cm. Wat is de sterkte van deze lens?
A
+2,5 dpt
B
+4 dpt
C
-2,5 dpt
D
-4 dpt
Slide 16 - Quizvraag
In een telescoop zitten twee lenzen. Welke lens is het sterkst?
A
Het occulair is sterker dan het objecief.
B
Het occulair is even sterk als het objectief.
C
Het objectief is sterker dan het occulair.
D
Dat kun je niet uit deze tekening afleiden.
Slide 17 - Quizvraag
Met een bolle lens kun je een voorwerp op een scherm afbeelden. 1. Het beeld staat altijd op de kop. 2. Het beeld is altijd kleiner van het voorwerp. Welke uitspraak is juist?
A
alleen uitspraak 1 is juist
B
alleen uitspraak 2 is juist
C
zowel uitspraak 1 als 2 is juist
D
geen van beide uitspraken is juist
Slide 18 - Quizvraag
Bij welke foto is de ooglens het sterkst?
A
de linker foto
B
de rechter foto
C
beide foto's even sterk
Slide 19 - Quizvraag
Welke lichtbundel is divergent?
A
lichtbundel 1
B
lichtbundel 2
C
lichtbundel 3
Slide 20 - Quizvraag
vwo: Grenshoek
Grenshoek bij de overgang van glas naar lucht:
de maximale hoek van inval, waarbij de hoek van breking 90° is.
Bij een grotere hoek van inval wordt de lichtstraal teruggekaatst (reflectie).
Slide 21 - Tekstslide
Is er ook een grenshoek bij de overgang van lucht naar glas? Antwoord: Ja/Nee + motivatie.
Slide 22 - Open vraag
Wat is het voordeel van een fresnellens boven een sferische bolle lens?
Slide 23 - Open vraag
Hoe groot is de vergroting met deze telescoop?
fobjectief = 30 cm
focculair = 4 cm
A
N = 0,13 ×
B
N = 7,5 ×
C
N = 34 ×
D
N = 120 ×
Slide 24 - Quizvraag
Einde
samenvatting
Succes bij de studie, als je moet leren voor de toets.