1MH Kapitel 1 Gramm E+F & Lektion 4, 5
Vertaal:
das Wochenende
das Wochenende
A
het einde van de week
B
het weekend
C
de week
D
de weken
1 / 10
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Vertaal:
das Wochenende
das Wochenende
A
het einde van de week
B
het weekend
C
de week
D
de weken
Slide 1 - Quizvraag
Vertaal:
sagen
sagen
A
zagen
B
sagen (sprookjes)
C
zegen
D
zeggen
Slide 2 - Quizvraag
Vertaal:
leider
leider
A
de leider
B
leiden
C
helaas
D
jammer genoeg
Slide 3 - Quizvraag
Welke woorden schrijf je in het Duits met een hoofdletter?
Slide 4 - Open vraag
Wat is onjuist?
A
der Freitag
B
sven
C
Belgien
D
die Flagge
Slide 5 - Quizvraag
Welke vraagwoorden
ken je in het Duits?
ken je in het Duits?
Slide 6 - Woordweb
Vul het juiste vraagwoord in:
_______ ist mein Buch (boek)?
_______ ist mein Buch (boek)?
A
Wer
B
Wann
C
Wie
D
Wo
Slide 7 - Quizvraag
Vul het juiste vraagwoord in:
_____ essen (eten) wir?
_____ essen (eten) wir?
A
Wo
B
Wann
C
Was
D
Wie
Slide 8 - Quizvraag
Wat is juist?
A
Wo machst du?
B
Was machst du?
C
Wie machst du?
D
Woher machst du?
Slide 9 - Quizvraag
Vertaal:
heute
heute
A
vandaag
B
morgen
C
gisteren
D
overmorgen
