Kerst eenvoudig

• Levensbeschouwing
• Basisschool
• Groep 5,6

Hoe gaat het verder?

1. Het kaarsje zorgt ervoor dat Babbel kaal wordt
2. Knabbel pakt de brandslang en dooft het kaarsje
3. Knabbel gebruikt Pluto's staart als lift en blaast het kaarsje uit
4. Pluto krijgt medelijden en blaast het kaarsje uit.

Wat voor soort helpers heeft de kerstman?

1. Kerst engelen
2. Kerst herten
3. Kerst kikkers
4. Kerst elfjes

Wat is het werkwoord in onderstaande zin:

We vieren dan ook kerst.

1. we
2. vieren
3. kerst
4. dan

0

Komt dit nog goed?

1. Ja
2. Nee

Waarover droomt mevrouw Thomas?

1. Een nieuwe jurk
2. Een dans
3. Een kus van een knappe man
4. Een knuffel van een knappe man

Wat is hier aan de hand?

1. Hij zit in een schudbal.
2. Hij droomt.
3. Hij woont in Groningen.
4. Er zijn veel sneeuwstormen.

In Australië vieren ze Kerst in de zomer.

1. Waar
2. Niet waar
3. Ze vieren in Australië helemaal geen kerst

Wat is de juiste
spelling?

1. cadootje
2. kadootje
3. cadauetje
4. cadeautje

Welk soort dier zit in de boom.

1. Hond
2. Eend
3. Hamster
4. Eekhoorn

Welke rode letter staat er op het blok?

1. A
2. B
3. C
4. D

¿Cómo se dice ‘Fijne Kerst’ en español?

1. Vrolijk Kerstfeest
2. Feliz Navidad
3. Joyeux Noël
4. Merry Christmas

Wat doet het kleine jongetje zodat de Kerstman weet dat de kinderen wakker zijn?

1. Hij moet hard lachen om wat hij ziet
2. Hij laat een scheetje
3. Hij roept: 'cadeautjes!'
4. Hij moet niezen

Welke film zou op dit oude filmpje gebaseerd kunnen zijn?

1. Home alone
2. Jungle book
3. Scrooge
4. Toy story

Hoe gaat het liedje verder?

1. en lekker uitslapen
2. een kopje thee gezet
3. en hoef ik niet naar school
4. en ga ik naar de film

Wat vieren we met Kerst

1. lichtjesfeest
2. Geboorte van Jezus
3. Kerstboom en cadeautjes
4. Opstanding van Jezus

Wat wil Mariah Carey het allerliefst voor kerst?

1. Me
2. You
3. Her
4. Him

Hoe vaak hebben we een witte Kerst gehad sinds 1901?

1. 2 keer
2. 8 keer
3. 28 keer
4. 42 keer

Van wie is de boom?

1. A
2. B
3. C

Is de sneeuwman er nog?

1. Nee, hij is gesmolten.
2. Nee, hij is verhuisd.
3. Ja, en hij is blij haar te zien.
4. Ja, maar hij is heel boos!

Wat probeert de dief te stelen?

1. Een lamp
2. Een boom
3. Een beeldje
4. Een schilderij