2B present simple-present continuous

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2,4

Present simple / present continuous

Why do we use the present simple or present continuous?

Om te praten over het heden (nu). 

Present simple

Als je wilt zeggen dat iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt, gebruik je de present simple.

 

Vaak staat er dan een signaalwoord in de zin, 

bijvoorbeeld: always, never, sometimes, every day.

I eat an apple every day.

Present continuous

Als je wilt zeggen dat iets nu bezig is, gebruik je de present continuous 

(am / is / are + werkwoord + -ing).

Soms staat er een signaalwoord in de zin, bijvoorbeeld: at the moment, right now. 

In het Nederlands zeg je bijvoorbeeld: ‘Ik ben aan het ...’.

I am watching TV right now.

Herken de tijd: 

present simple of present continuous.

Present simple

Present continuous 

He is reading a book.

He writes books.

I am studying English

I usually go to bed by 9 o'clock

She does yoga every Monday.

I am calling my best friend.

He plays Fortnite all the time

Pas in deze zin de "present continuous" toe.

The weather ... beautiful at the moment.

1. look
2. looks
3. is looking

Pas in deze zin de "present simple" toe.

He ... his dog very much.

1. like
2. likes
3. is liking
4. liked

Pas in deze zin de "present continuous" toe.

She ... in her diary right now.

1. write
2. writes
3. is writing

Pas in deze zin de "present simple" toe

He ... that beautiful bird every morning.

1. see
2. sees
3. is seeing

Staat deze zin in de present simple of present continuous en waarom?
"He walks to school every morning".

1. Present simple.
2. Present continues.
3. Omdat het een gewoonte/ feit of regelmatige gebeurtenis is.
4. Omdat hij dat nu aan het doen is.

Staat deze zin in de present simple of de present continuous en waarom?
"She is talking to her grandmother right now".

1. Present simple.
2. Present continuous.
3. Omdat het een gewoonte/ feit of regelmatige gebeurtenis is.
4. omdat ze dat nu aan het doen is.

Evaluate

Wat is het signaalwoord?
My dad ... (work) tonight.

Finish the sentence
My dad ... (work) tonight.

wat is het signaalwoord?
The plane ... (leave) as we speak.

Finish the sentence
The plane ... (leave) as we speak.

wat is het signaalwoord?
My dad ___ (not work) in the office every day.

Finish the sentence
My dad ___ (not work) in the office every day.