Lesweek 5 Herhaling werkwoordspelling

herhaling spelling
Alle regels door elkaar.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

herhaling spelling
Alle regels door elkaar.

Slide 1 - Tekstslide

Engelse werkwoorden

Wat is de juiste spelling?
Mijn vriendin ..... veel voordat ze een date heeft die haar bevalt.
A
swipt
B
swipet
C
swiped

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Video

Engelse werkwoorden

Wat is de juiste spelling?
Rosa ..... vorig jaar nog veel
A
date
B
dattede
C
datete

Slide 4 - Quizvraag

Engelse werkwoorden

Wat is de juiste spelling?

Als kind ..... ik graag
A
paintbalde
B
paintballde
C
paintballede

Slide 5 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Wat is de juiste spelling?

Ik heb al die documenten ....


A
gedelete
B
gedeleted
C
gedeletet

Slide 6 - Quizvraag

Hoeveel van die ..... dossiers heb je op je laptop staan?
A
gedownloade
B
gedownloadde

Slide 7 - Quizvraag

Hij stak haastig de .... weg over.
A
verbrede
B
verbreede
C
verbreedde

Slide 8 - Quizvraag

verbreden

Gisteren ......de stratenmakers de weg
A
verbreden
B
verbreeden
C
verbreedden

Slide 9 - Quizvraag

(verdienen)
Jij ... veel tijdens vakantie
A
verdienden
B
verdiendde
C
verdiende

Slide 10 - Quizvraag

(verdienen)
Het ..... geld was in een mum van tijd op.
A
verdienden
B
verdiendde
C
verdiende

Slide 11 - Quizvraag

googelen

De docent van vorig jaar .... alles wat hij niet wist.
A
goochelde
B
googlede
C
googelde

Slide 12 - Quizvraag

tackelen

De voetballer werd flink .....
A
getackelt
B
getackelet
C
getackeld

Slide 13 - Quizvraag

grillen

Toen hij vegetariër was, ..... alle groenten.
A
grillde
B
grilde
C
grillede

Slide 14 - Quizvraag

stressen

Bij het minste of geringste .... hij al.
A
stresde
B
stresste
C
stressde
D
streste

Slide 15 - Quizvraag

bridgen

Mijn oma ... iedere maandagavond
A
bridgt
B
bridged
C
bridget

Slide 16 - Quizvraag

aankleden

Ron .... zich snel aan toen hij het bericht hoorde.
A
klede
B
kleede
C
kleedde

Slide 17 - Quizvraag

aankleden

De .... Ron rende snel weg toen hij het bericht hoorde.
A
aangekleede
B
aangeklede
C
aangekleedde

Slide 18 - Quizvraag