In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
kracht en soorten beweging 4.1
Slide 1 - Tekstslide
Tekst
Slide 2 - Tekstslide
De formule voor snelheid is:
vgem = s/t
vgem = De gemiddelde snelheid in km/h of in m/s
s = de afstand in km of m
t = de tijdsduur in uur (h) of seconde (s)
Omrekenen van
m/s naar km/h vermenigvuldigen met 3,6
en van km/h naar m/s delen door 3,6
Slide 3 - Tekstslide
Bereken de gemiddelde snelheid van de totaal afgelegde afstand
in m/s en km/h.
gegevens: s = 4,5 km = 4500 m
t = 10 min = 10 x 60 = 600 s
formule : Vgem = s/t
berekening: Vgem = 4500/600 = 7,5 m/s
7,5 m/s x 3,6 = 27,0 km/h
Slide 4 - Tekstslide
Het s,t-diagram
Een s,t-diagram geeft de afgelegde afstand weer in een bepaalde tijd. De helling van de grafiek wordt groter als de snelheid hoger wordt en kleiner als de snelheid kleiner wordt.
Slide 5 - Tekstslide
Het v,t-diagram
Een constante snelheid
Als de snelheid constant is noem je dit een eenparige beweging.
Slide 6 - Tekstslide
Het v,t-diagram
Een eenparige versnelling
Als de snelheidstoename constant is noem je dit een eenparige versnelling.
Slide 7 - Tekstslide
Het v,t-diagram
Een eenparige vertraging
Als de snelheidsafname constant is noem je dit een eenparige vertraging
Slide 8 - Tekstslide
Welke grootheden moet je weten om de gemiddelde snelheid te kunnen berekenen
A
meter en tijd
B
kilometer en uur
C
afstand en tijd
D
meter en seconde
Slide 9 - Quizvraag
Welke eenheden moet je weten om de gemiddelde snelheid te kunnen berekenen
A
meter en uur
B
kilometer en uur
C
kilometer en seconde
D
afstand en tijd
Slide 10 - Quizvraag
In welk diagram is er sprake van een eenparige beweging
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 11 - Quizvraag
In welk diagram is er sprake van Rechtevenredig verband
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 12 - Quizvraag
Loes rent 60 meter in 12 seconden. Wat is haar gemiddelde snelheid in m/s? Noteer : formule, gegevens en berekening
Slide 13 - Open vraag
Maud vliegt 560 km in 126 minuten. Bereken haar gemiddelde snelheid. noteer: formule, gegevens en berekening
Slide 14 - Open vraag
Stan rijdt 130 km/h. Hoeveel m/s is dat?
A
36 m/s
B
468 m/s
C
72 m/s
D
100 m/s
Slide 15 - Quizvraag
Een F-16 straaljager vliegt ongeveer 650 m/s. Hoeveel km/h is dat?
A
181 km/h
B
2340 km/h
C
1235 km/h
D
1000 km/h
Slide 16 - Quizvraag
Welke gaat sneller?
A
12 km/h
B
12 m/s
C
Even snel
D
Dat kan je niet zeggen
Slide 17 - Quizvraag
Het berekenen van de afgelegde afstand met een V/t diagram
De afstand is precies gelijk aan de oppervlakte van de grafiek.
A=l.b = 7,5 x 120 = 900 m
Slide 18 - Tekstslide
Je berekent de afgelegde afstand door de oppervlakte onder een v,t-grafiek te bepalen
Berekening deel 1: A = l.b 7,5 x 10 = 75m
totaal: 75 + 12,5 = 87,5 m
berekening deel 2: 1/2A = 1/2 lxb
2,5 x 10 x 1/2 = 12,5m
Slide 19 - Tekstslide
Hoe heet dit diagram?
A
t,v-diagram
B
v,t-Diagram
C
m/s,s-diagram
D
Geen van allen
Slide 20 - Quizvraag
Hoe bereken je de afstand uit een v,t-diagram?
A
de oppervlakte boven de grafiek
B
de steilheid van de lijn
C
de oppervlakte onder de grafiek
D
dat kan niet
Slide 21 - Quizvraag
Bereken de afgelegde afstand
A
30 m
B
8 m
C
120 m
D
240 m
Slide 22 - Quizvraag
Bereken de afgelegde afstand
van 0 tot 8 seconde
A
165m
B
180m
C
315m
D
240m
Slide 23 - Quizvraag
Je ziet hier een v,t diagram van een remmende auto. Bereken de afstand die de auto heeft afgelegd tot hij helemaal stilstaat.
Slide 24 - Open vraag
Een kracht is een vectorgrootheid.
Bij kracht is de richting belangrijk.
Het resultaat van deze krachten heet somkracht of resulterende kracht.
Aandrijfkracht = 30N
netto-kracht is 0N
wrijvingskracht = 30N
Slide 25 - Tekstslide
Resulterende kracht
De resulterende kracht is de kracht van verschillende krachten samen.
De resulterende kracht kun je vinden door de kracht naar achteren af te trekken van de kracht naar voren.
Aandrijfkracht = 30N
netto-kracht is 0N
wrijvingskracht = 30N
Slide 26 - Tekstslide
Versnellen
Bij versnellen is de kracht naar voren groter dan de kracht naar achteren
Slide 27 - Tekstslide
Vertragen
Bij vertragen is de kracht naar achteren groter dan de kracht naar voren.
Slide 28 - Tekstslide
Resulterende kracht (somkracht)
Bij de vallende tennisbal geldt :
Fres = Fz – Flucht
Omdat Flucht hier veel kleiner is zal de
resulterende kracht vrijwel gelijk zijn
aan de zwaartekracht.
Als twee krachten elkaar opheffen is de resulterende kracht gelijk aan nul en is het voorwerp in rust of beweegt het met constante snelheid,
Slide 29 - Tekstslide
Vertragen
Bij vertragen is de kracht naar achteren groter dan de kracht naar voren.
Fz > Flucht
Fz = Flucht
Fres = 0
TekstFz = Flucht
Fz = Flucht
Fres = 0
Fres = 0
Fz<Flucht
Fz = Flucht
Fres = 0
Slide 30 - Tekstslide
Wat kan jij zeggen over de resulterende kracht
A
de fietser versnelt
B
de fietser vertraagd
C
de fietser fietst constant
Slide 31 - Quizvraag
Wat is de resulterende kracht?
A
100 N
B
60 N
C
40 N
D
0 N
Slide 32 - Quizvraag
Wat is de resulterende kracht
A
Versnelt 175N
B
Vertraagd 175N
C
Vertraagd 125
D
Constant
Slide 33 - Quizvraag
Een oma loopt achter een kinderwagen, zij duwt met 30N. Het waait de luchtweerstand is 80N. Een scholier stapt van zijn fiets en helpt de oma met 60N. De rolweerstand is 10N. Wat is de netto kracht?