In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
9.5 De rechtszaak
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
1. Introductie
2. Uitleg
3. Aan de slag!
4. Afsluiting
Doelen:
Het verloop van een proces bij een rechtszaak.
Slide 2 - Tekstslide
Leg in je eigen woorden uit wat je verstaat onder criminaliteit
Slide 3 - Open vraag
De officier van justitie vindt dat de verdachte genoeg is gestraft en besluit de verdachte niet verder te vervolgen. Hoe noem je dit?
A
Staking
B
Strafvermindering
C
Seponeren
D
Strafbeschikking
Slide 4 - Quizvraag
De politie heeft het vermoeden dat er een wietplantage op zolder is. Ze besluiten om zomaar het huis te doorzoeken. Is dit toegestaan?
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quizvraag
Wanneer mag de politie bijzondere maatregelen toepassen?
A
Bij verkeersovertredingen
B
Bij internetpesten
C
Bij een terreurverdachte
D
Bij internetdiefstal
Slide 6 - Quizvraag
Wat betekent het als je een dagvaarding hebt gekregen?
Slide 7 - Open vraag
Wie zitten er bij een rechtszaak?
Bij een rechtszaak zijn de volgende personen betrokken:
Verdachte: De 'vermoedelijke' dader.
Officier van justitie: Bewijst namens het Openbaar Ministerie dat de verdachte schuldig is.
Advocaat: De verdediging van de verdachte.
Rechter: Degene die beslist of de verdachte schuldig en onschuldig is + straf.
Typische rechtszaak:
Rechts vooraan aan de tafels de verdachte met zijn advocaat. Op het podium van links naar rechts: de officier van justitie, de rechters en de griffier.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Het verloop van de rechtszaak
1. Controle van de persoonsgegevens; naam, adres en geboortedatum.
2. De officier van justitie leest de aanklacht voor.
3. De rechter, de officier en de advocaat stellen vragen aan de verdachte; weten waarom hij in de fout ging.
4. Een getuige moet vertellen wat hij gezien heeft van het misdrijf. Mag niet liegen.
5. De officier legt uit waarom hij vindt dat de verdachte schuldig is en eist hiervoor een straf.
6. Een advocaat mag de straf aanvallen; zorgen voor een minder hoge straf.
7. De verdachte mag op het einde nog iets zeggen; spijt.
8. De rechter geeft een vonnis. Hierin geeft de rechter aan of de verdachte schuldig is of niet en de straf.
Slide 10 - Tekstslide
De jury
In Amerika beslist de rechter niet of je schuldig bent, maar een jury.
De jury bestaat uit 'onpartijdige' burgers. Zij moeten aan het einde van de rechtszaak beslissen of de verdachte schuldig of onschuldig is.
In Nederland bepaalt alleen de rechter dit.
Een jury in Amerika tijdens een rechtszaak.
Slide 11 - Tekstslide
Zou Nederland ook moeten overstappen op een 'Juryrechtspraak'? Leg uit waarom wel of waarom niet
Slide 12 - Open vraag
Wanneer ben je schuldig?
Om te bepalen of iemand schuldig is, stelt een rechter drie vragen.
1. Gaat het om een strafbaar feit?
2. Heeft de verdachte het gedaan?
3. Is de verdachte strafbaar?
De 'blinde rechter' Sebastiaan Hermans.
Geen beïnvloeding door uiterlijke kenmerken. Een voordeel?
Slide 13 - Tekstslide
1. Gaat het om een strafbaar feit?
Strafbaar feit: Een delict dat in het Wetboek van Strafrecht staat.
Voorbeelden:
Diefstal
Geweld
Moord
Afpersing
Uitzonderingen:
Verdediging
Alle strafbare feiten, wat dus bij wet verboden is, staan in het Wetboek van Strafrecht.
Slide 14 - Tekstslide
2. Heeft de verdachte het gedaan?
De rechter beoordeelt aan de hand van het bewijs of de verdacht het misdrijf heeft gepleegd.
Twijfel? Dan volgt een vrijspraak
Harde bewijzen
Video
Slide 15 - Tekstslide
3. Is de verdachte strafbaar?
Je bent alleen strafbaar als je verantwoordelijk bent voor je eigen gedrag.
Ontoerekeningsvatbaar: Geen invloed op je eigen gedrag, psychische stoornis.
Terbeschikkingstelling (TBS): Mensen die zichzelf niet kunnen beheersen behandeld in een kliniek en komen pas vrij als ze volgens de artsen genezen zijn.
TBS-kliniek Oostvaarderskliniek.
Daders zitten voor een onbeperkte tijd hierin vast. Dit kan zelfs voor altijd zijn.
Slide 16 - Tekstslide
Jeugdstrafrecht
Voor jongeren tussen de 12 en 18 jaar oud die een zwaar misdrijf hebben gepleegd.
Doel: Voorkómen dat een jongere opnieuw de fout ingaat.
Slide 17 - Tekstslide
Aan de slag
Je gaat aan de slag met de volgende opdrachten van 9.5:
4 t/m 6, 8A en 10 (blz. 180 t/m 182)
OF
Je gaat verder aan de opdracht van Criminaliteit. Je hebt nog één extra week om nog een 'bonuspunt' te scoren.