ICT - Les 1

Programmeren - Les 1
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
MBO

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programmeren - Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Programma van vandaag
  • Opzet van deze lessenserie
  • Wat betekent programmeren?
  • Wat zijn variabelen?
  • Verschillende soorten variabelen
  • Werken met variabelen
  • LessonUp quizje

Slide 2 - Tekstslide

Opzet van deze lessenserie
  • 6 lessen (iedere vrijdag tijdens wiskunde van 11:45-12:15 uur)
  • Afsluitende toets (voor een bonuspunt op de wiskundetoets)

Leerdoel: "Na deze lessenserie kennen jullie de basisprincipes van programmeren. Ook begrijpen jullie een eenvoudig stukje software en kunnen jullie dit uitleggen aan anderen."

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekent 'programmeren' volgens jou?

Slide 4 - Open vraag

Wat betekent programmeren?







Bron: Wikipedia.

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn variabelen?
Een variabele is een geheugenplaats in de software waarin je "een variabel iets" (een getal of tekst) op kunt slaan.

Slide 6 - Tekstslide

Verschillende soorten variabelen
Bool                             TRUE/FALSE
Byte                             Getal (0 tot 255)
Int                                 Getal (tussen -32.768 en +32768)
Float                            Kommagetal
Char                            Eén teken (bijvoorbeeld één letter)
String                         Een tekenreeks (bijvoorbeeld een hele zin)

Slide 7 - Tekstslide

Werken met variabelen
byte mijneerstevariabele = 15;

Slide 8 - Tekstslide

Werken met variabelen
byte mijneerstevariabele = 15;

mijneerstevariabele = mijneerstevariabele + 2;

Slide 9 - Tekstslide

Werken met variabelen
byte mijneerstevariabele = 255;

mijneerstevariabele = mijneerstevariabele + 1;

Slide 10 - Tekstslide

Werken met variabelen
byte mijneerstevariabele = 20;

mijneerstevariabele = mijneerstevariabele * 2;

Slide 11 - Tekstslide

Werken met variabelen
byte mijneerstevariabele = 20;

mijneerstevariabele = mijneerstevariabele + 5;
mijneerstevariabele = mijneerstevariabele * 2;

Slide 12 - Tekstslide

Werken met variabelen
byte mijneerstevariabele = 70;

mijneerstevariabele += 2;

Slide 13 - Tekstslide

Werken met variabelen
byte mijneerstevariabele = 20;

mijneerstevariabele++;

Slide 14 - Tekstslide

Werken met variabelen
byte mijneerstevariabele = 80;

mijneerstevariabele--;

Slide 15 - Tekstslide

byte variabele = 18;
variabele--;
variabele += 5;
A
17
B
18
C
22
D
23

Slide 16 - Quizvraag

byte variabele = 15;
variabele = (variabele * 2) + 5;
A
22
B
25
C
32
D
35

Slide 17 - Quizvraag

byte variabele = 10;
variabele = (variabele + 5) * (2 + 2);
A
30
B
32
C
45
D
60

Slide 18 - Quizvraag