Les 3 hoofdstuk 3 politiek

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 4

Deze les:

• Herhalen:  paragraaf 3.1 tot en met 3.7 Parlementaire democratie

Nakijken: opdracht 10 en 11 werkboek 3.6

werkboek 3.7 opdracht 9

• Bespreken antwoorden proeftoets

De regering bestaat uit:

1. Ministers
2. Koning en ministers
3. Ministers en Tweede kamerleden
4. Staatsecretarissen en de koning

Het parlement wordt gekozen door:

1. Ministers
2. Het volk (ons)
3. De Koning

Het parlement bestaat uit de: ...................................................................

Nederland is een parlementaire democratie

1. Ja klopt
2. Nee dit klopt niet

Directe democratie wil zeggen dat het volwassen volk zelf stem over een probleem (bijv. Brexit)

1. Ja klopt
2. Nee klopt niet

Hoeveel leden heeft de Tweede Kamer

1. 150
2. 76
3. 75
4. 250

Hoeveel mensen moeten VÓÓR stemmen als er een stemming is?

Geef een voorbeeld van een grondrecht!

Welke zijn kenmerken van een parlementaire democratie?

1. Grondrechten
2. Meerderheid van stemmen
3. Iedereen gelijk voor de wet
4. Kiesrecht voor iedereen

Bladzijde 19

Bespreken antwoorden vraag 1 t/m 4

Nu schrijven:

     

Een zelfgemaakte samenvatting.

Deze heeft iedereen af. 

Niet af = het 7e samenvatting komen schrijven

Voorbereiding toets:

Paragraaf 3.1 tot en met 3.7 Dus ook de begrippenlijst en de samenvatting 

- nakijken opdrachten in werkboek 3.6  10 en 11

3.7 opdracht 9

Maken en nakijken proeftoets

https: