taal thema 2 woordenschat

taal thema 2 woordenschat
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

taal thema 2 woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Een service
A
Je raakt de bal van een tegenstander.
B
Je slaat de bal op.
C
Je vangt de bal

Slide 2 - Quizvraag

Regelmatig
A
Via de regels.
B
Altijd
C
soms
D
vaak

Slide 3 - Quizvraag

Desondanks
A
Toch
B
ondankbaar
C
want
D
maar

Slide 4 - Quizvraag

Noodzakelijk
A
Dat gaat goed.
B
Het is vreemd.
C
Het moet echt.
D
Het heeft haast.

Slide 5 - Quizvraag

Ander woord voor tip:
A
Aanwijzing
B
Voor spek en bonen.
C
Afgelast
D
Rol

Slide 6 - Quizvraag

Sjokken
A
Snel rennen.
B
Langzaam lopen.
C
Sokken oprapen.
D
Drinken terwijl je rent.

Slide 7 - Quizvraag

Bekaf
A
Heel erg wakker.
B
Heel erg sloom.
C
Heel erg zelfverzekerd.
D
Heel erg moe.

Slide 8 - Quizvraag

Dammen
A
Fysieke sport
B
Denksport

Slide 9 - Quizvraag

uitsloven
A
Niet je best doen.
B
Hele harde sprint trekken.
C
Overdreven je best doen.
D
zeuren

Slide 10 - Quizvraag

voortdurend
A
bijna nooit
B
af en toe
C
vaak
D
de hele tijd

Slide 11 - Quizvraag

Sporthal
A
Een hal voor binnensporten.
B
Een ovale baan van 400 meter.
C
Een groot sportterrein met een tribune.

Slide 12 - Quizvraag

Lovend
A
Liefde
B
Je zegt goeie dingen over iemand.
C
stomverbaasd
D
zo, zozeer

Slide 13 - Quizvraag