Ondernemingen
1 / 22
Lesduur is: 1 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
De 2 producten die je kan aankopen zijn:
A
Goederen en artikelen
B
Goederen en diensten
C
Diensten en producten
Slide 2 - Quizvraag
Leg kort het verschil uit tussen een goed en een dienst.
Slide 3 - Open vraag
Slide 4 - Tekstslide
Handelsonderneming
Dienstonderneming
Productonderneming
Slide 5 - Sleepvraag
Slide 6 - Tekstslide
Welk woord past bij logistiek?
Slide 7 - Woordweb
De afdeling marketing zorgt voor de pakjes van het bedrijf.
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Wat doet de marketing afdeling?
Slide 9 - Open vraag
Geef een voorbeeld van een productiebedrijf.
Slide 10 - Woordweb
Wie bij de administratie werkt kan goed organiseren.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Weke vaardigheid is belangrijk in de administratie?
Slide 12 - Woordweb
Slide 13 - Tekstslide
Ik weet nu meer wat een administratief medewerker allemaal moet doen.
JA
NEEN
NIET HELEMAAL
Slide 14 - Poll
Primaire
Secundaire
Tertiaire
Quartaire
Secundaire
Tertiaire
Quartaire
Slide 15 - Open vraag
De oorsprong van een product vindt men in de primaire sector.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Duid de onderneming aan die in de secundaire sector zit.
A
ijsmakerij
B
Zara
C
Kruidvat
D
Fruitboer
Slide 17 - Quizvraag
Duid de ondernemingen aan die in de tertiaire sector zit.
A
NMBS
B
Schoenenwinkel
C
Brillenwinkel
D
Autofabrikant
Slide 18 - Quizvraag
Enkel de quartaire sector is non-profit
A
waar
B
niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Leg kort het verschil uit tussen profit en non-profit
