3HV - Vrede van Versailles (kort)

Vandaag 
1. Uitleg paragraaf 1.4 
(aantekeningen) 

2. Opdrachten maken uit het boek 

3. Toetsinzage
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vandaag 
1. Uitleg paragraaf 1.4 
(aantekeningen) 

2. Opdrachten maken uit het boek 

3. Toetsinzage

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kent de belangrijkste straffen van de Vrede van Versailles

Je kent de gevolgen van deze straffen voor de toekomst van Duitsland

Slide 2 - Tekstslide

1918: Wapenstilstand Eerste Wereldoorlog

Door de deelname van de Verenigde Staten verliest Duitsland de Eerste Wereldoorlog.

Slide 3 - Tekstslide


Vrede van Versailles
28 juni 1919







Exact 5 jaar na de aanslag op Franz-Ferdinand 
door Gavrilo Princip is de oorlog officieel voorbij.


Slide 4 - Tekstslide

Welke landen?
  • Engeland (Lloyd George)
  • Frankrijk (Clemenceau)
  • Verenigde Staten (Wilson)
  • Italië (Orlando)

  • Duitsland mocht als verliezer niet meepraten

  • Rusland, dat zijn bondgenoten in de steek had gelaten, was ook niet uitgenodigd

Slide 5 - Tekstslide

Verdrag van Versailles (1)

  • Duitsland moet veel grondgebied afstaan (ongeveer 10%)

  • Duitsland moet kolonies afstaan

  • Duitsland mag geen leger meer hebben van groter dan 100.000 man

  • Duitsland moet herstelbetalingen doen 

Slide 6 - Tekstslide

Verdrag van Versailles (2)

  • Duitsland mag geen grote oorlogsschepen meer hebben (bepaald gewicht)

  • Duitsland mag geen luchtmacht meer hebben

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Aan de slag
Maak opdracht 1 en 2 van paragraaf 1.4

Klaar? Overhoor elkaar de begrippen (paragraaf 1.2, 1.3 en 1.4)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 1. (3p)
In 1914 brak een oorlog uit die we kennen als de Grote Oorlog, ofwel de Eerste Wereldoorlog. Historici wijzen vier achterliggende oorzaken aan die hebben geleid tot groot wantrouwen tussen de Europese landen.



Noem deze vier achterliggende oorzaken en
leg uit hoe dit bijdroeg aan het onderlinge wantrouwen tussen de Europese landen.

Slide 11 - Tekstslide

Antwoord vraag 1. (3p)
Eerst noem je de vier oorzaken:
nationalisme / militarisme / wapenwedloop / bondgenootschappen

Vervolgens leg je uit in hoeverre dit heeft kunnen leiden tot het uitbreken van de oorlog, bijvoorbeeld: Om zichzelf te beschermen en sterker te staan, gingen Europese landen bondgenootschappen aan. Er ontstonden twee grote machtsblokken: de Triple Alliantie (Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Italië) en de Triple Entente (Frankrijk, Rusland en het Verenigd Koninkrijk). Deze bondgenootschappen waren bedoeld als verdediging, maar zorgden ervoor dat een conflict tussen twee landen al snel kon uitgroeien tot een oorlog tussen meerdere landen. 

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 5. (2p)
Bron 1.
Een bericht van de Franse regering (1916): In de buurt van Verdun werden onze legers zwaar gebombardeerd. In de avond volgde er een hevige aanval op de Franse loopgraven. De Duitsers vielen vijf keer met een groot leger aan. Ze hadden geen succes. Alle aanvallen werden door onze mitrailleurs tegengehouden. Er vielen veel Duitse slachtoffers.


Een leerling maakt een werkstuk over de Eerste Wereldoorlog. Hij wil deze bron gebruiken, maar twijfelt aan de betrouwbaarheid van de informatie.


 Geef één reden waarom de informatie uit de bron zorgt voor twijfel.



Slide 13 - Tekstslide

Antwoord vraag 5. (2p)
Een reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de informatie uit deze bron is dat het afkomstig is van de Franse regering tijdens de oorlog. Oorlogsberichten van regeringen zijn vaak gekleurd door propaganda, bedoeld om de eigen bevolking moed in te spreken en de vijand in een negatief daglicht te stellen.

Slide 14 - Tekstslide