310 les 12: 8.3 / Eenheden van tijd - 3M



● Lesdoel bespreken
● Terugblik: H2, H7, vk8 - 8.2
● Uitleg: 8.3
● Zelfstandig werken
● Huiswerk en afsluiting
Welkom bij wiskunde
bij
bij
Laptop 
in de tas.
Leg je spullen op tafel
Wat gaan we doen?
Pak een wisbordje
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les



● Lesdoel bespreken
● Terugblik: H2, H7, vk8 - 8.2
● Uitleg: 8.3
● Zelfstandig werken
● Huiswerk en afsluiting
Welkom bij wiskunde
bij
bij
Laptop 
in de tas.
Leg je spullen op tafel
Wat gaan we doen?
Pak een wisbordje

Slide 1 - Tekstslide

Beginpagina zonder timer.

Plaatje aanpassen aan het onderwerp van de les.
Leerdoelen

Je kent de meest gebruikte eenheden van tijd
en kunt hier berekeningen mee uitvoeren.








H7: Oppervlakte en inhoud
VK 2D en 3D
1. Eenheden omrekenen
2. Oppervlakte en omtrek
3. Oppervlakte ruimtefiguren
4. Inhoud
5. Oppervlakte en vergroten
6. Inhoud en vergroten

H8: Getallen
VK Machten
1. Grote getallen
2. Wetenschappelijke notatie
3. Eenheden van tijd
4. Eenheden van snelheid
5. Verhoudingen
H2: Meetkunde
VK Rekenen en Pythagoras
4. Aanzichten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we de 5?
53

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we de 3?
53

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul aan:
Opp. driehoek =
A
zijde  bijbehorende hoogte
B
π  diameter
C
0,5  zijde  bijb. hoogte
D
π  straal2

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul aan:
Inhoud kegel =
A
0,5  z  bh  hoogte
B
31  0,5  z  bh  hoogte
C
z  bh  hoogte
D
31  π  straal2  hoogte

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de eenheden van informatie op volgorde van groot naar klein?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

65.000.000 kB = ... GB
A
65
B
0,065
C
65.000.000
D
650

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

7,3 TB = ... PB
A
7.300
B
0,0073
C
7,300
D
730

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3: Eenheden van tijd
  • Er is een trucje waarbij je kunt onthouden hoeveel dagen in een maand zitten?
  • Dit trucje is met de knokkels van je handen. Zie evt. filmpje achter de les.
    Houdt je knokkels tegen elkaar en begin op de meest linker knokkel met tellen. De eerste knokkel is januari, dan tussen de knokkels is februari, weer volgende knokkel is maart, tussen de knokkels is april.
    Op de knokkel is 31 dagen en tussen de knokkels is 30 dagen. 
    Behalve Februari. Die heeft er 28, maar in een schrikkeljaar 29.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3: Eenheden van tijd
  • Welk van de volgende jaren zijn schrikkeljaren? 
    2020,
    2021,
    2022,
    2023,
    2024,
    2000,
    2100
    Het volgende filmpje helpt je dit te beantwoorden.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

8.3: Eenheden van tijd
  • Welk van de volgende jaren zijn schrikkeljaren? 
    2020, -> 
    2021, -> 
    2022, -> 
    2023, -> 
    2024, -> 
    2000, -> 
    2100 -> 
    Elk schrikkeljaar heeft de dag 29 februari extra.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3: Eenheden van tijd
  • Welk van de volgende jaren zijn schrikkeljaren? 
    2020, -> 2020 : 4 = 505, deelbaar door 4, dus schrikkeljaar.
    2021, -> 
    2022, -> 
    2023, -> 
    2024, -> 
    2000, -> 
    2100 -> 
    Elk schrikkeljaar heeft de dag 29 februari extra.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3: Eenheden van tijd
  • Welk van de volgende jaren zijn schrikkeljaren? 
    2020, -> 2020 : 4 = 505, deelbaar door 4, dus schrikkeljaar.
    2021, -> 2021 : 4 = 505,25, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar
    2022, -> 
    2023, -> 
    2024, -> 
    2000, -> 
    2100 -> 
    Elk schrikkeljaar heeft de dag 29 februari extra.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3: Eenheden van tijd
  • Welk van de volgende jaren zijn schrikkeljaren? 
    2020, -> 2020 : 4 = 505, deelbaar door 4, dus schrikkeljaar.
    2021, -> 2021 : 4 = 505,25, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar
    2022, -> 2022 : 4 = 505,5, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar
    2023, -> 
    2024, -> 
    2000, -> 
    2100 -> 
    Elk schrikkeljaar heeft de dag 29 februari extra.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3: Eenheden van tijd
  • Welk van de volgende jaren zijn schrikkeljaren? 
    2020, -> 2020 : 4 = 505, deelbaar door 4, dus schrikkeljaar.
    2021, -> 2021 : 4 = 505,25, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar
    2022, -> 2022 : 4 = 505,5, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar
    2023, -> 2023 : 4 = 505,75, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar
    2024, -> 
    2000, -> 
    2100 -> 
    Elk schrikkeljaar heeft de dag 29 februari extra.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3: Eenheden van tijd
  • Welk van de volgende jaren zijn schrikkeljaren? 
    2020, -> 2020 : 4 = 505, deelbaar door 4, dus schrikkeljaar.
    2021, -> 2021 : 4 = 505,25, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar
    2022, -> 2022 : 4 = 505,5, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar
    2023, -> 2023 : 4 = 505,75, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar
    2024, -> 2024 : 4 = 506, deelbaar door 4, dus schrikkeljaar.
    2000, -> 
    2100 -> 
    Elk schrikkeljaar heeft de dag 29 februari extra.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3: Eenheden van tijd
  • Welk van de volgende jaren zijn schrikkeljaren? 
    2020, -> 2020 : 4 = 505, deelbaar door 4, dus schrikkeljaar.
    2021, -> 2021 : 4 = 505,25, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar
    2022, -> 2022 : 4 = 505,5, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar
    2023, -> 2023 : 4 = 505,75, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar
    2024, -> 2024 : 4 = 506, deelbaar door 4, dus schrikkeljaar.
    2000, -> eeuwjaar 2000 : 400 = 5, deelbaar door 400, dus schrikkeljaar
    2100 -> 
    Elk schrikkeljaar heeft de dag 29 februari extra.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3: Eenheden van tijd
  • Welk van de volgende jaren zijn schrikkeljaren? 
    2020, -> 2020 : 4 = 505, deelbaar door 4, dus schrikkeljaar.
    2021, -> 2021 : 4 = 505,25, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar
    2022, -> 2022 : 4 = 505,5, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar
    2023, -> 2023 : 4 = 505,75, niet deelbaar door 4, dus geen schrikkeljaar
    2024, -> 2024 : 4 = 506, deelbaar door 4, dus schrikkeljaar.
    2000, -> eeuwjaar 2000 : 400 = 5, deelbaar door 400, dus schrikkeljaar
    2100 -> eeuwjaar 2100:400=5,25, niet deelbaar 400, geen schrikkeljaar
    Elk schrikkeljaar heeft de dag 29 februari extra.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies








Hoe lang duurt het programma Love Child?
  • Dit duurt van 17:55 uur tot 18:45 uur, dus het duurt 50 minuten.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3: Tijdseenheden omrekenen
Bereken    412 min = .... uur en .... min
  • 412 : 60 = 6,866 .... 
    Dus er zitten 6 hele uren in.
  • 6 x 60 = 360 minuten,
    dus van de 412 minuten heb ik nu nog 412 - 360 = 52 minuten over. 
  • Dus 412 min = 6 uur en 52 minuten.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3: Tijdseenheden omrekenen
Bereken    3,75 uur = ... uur en ... minuten.
  • Ik zie vaak 3,75 uur = 3 uur en 75 minuten. 
  • Dit klopt NIET!
  • Kijk maar: 3,75 uur = 3 uur en 75 minuten,
  •                                                   maar 75 min = 1 uur en 15 min, 
                          Dus 3 uur en 75 minuten = 4 uur en 15 minuten
  • Dit kan niet!
    3,75 uur = 3 uur en 75 minuten = 4 uur en 15 minuten = 4,15 uur
  • Dus 3,75 uur = 4,15 uur. Dit is duidelijk fout. Maar hoe moet het wel?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3: Tijdseenheden omrekenen
Bereken    3,75 uur = ... uur en .... minuten

  • 3,75 uur = 3 uur en ... minuten
  • 3,75 - 3 = 0,75 uur over om minuten van te maken
  • In 1 uur zit 60 minuten, dus in 0,75 uur zit:   
                     0,75 x 60 = 45 minuten

  • Dus 3,75 uur = 3 uur en (0,75x60=) 45 minuten.                        
Schrijf het zo op!!!
Dus met berekening!!!

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3: Tijdseenheden omrekenen
Nog enkele voorbeelden:
  • 7,15 uur = 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3: Tijdseenheden omrekenen
Nog enkele voorbeelden:
  • 7,15 uur = 7 uur en 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3: Tijdseenheden omrekenen
Nog enkele voorbeelden:
  • 7,15 uur = 7 uur en (0,15

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3: Tijdseenheden omrekenen
Nog enkele voorbeelden:
  • 7,15 uur = 7 uur en (0,15x60=) 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3: Tijdseenheden omrekenen
Nog enkele voorbeelden:
  • 7,15 uur = 7 uur en (0,15x60=) 9 minuten

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3: Tijdseenheden omrekenen
Nog enkele voorbeelden:
  • 7,15 uur = 7 uur en (0,15x60=) 9 minuten
  • 2,25 dagen = 

  • 8,6 weken = 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3: Tijdseenheden omrekenen
Nog enkele voorbeelden:
  • 7,15 uur = 7 uur en (0,15x60=) 9 minuten
  • 2,25 dagen = 2 dagen en (0,25 x 24=) 6 uur 
    Er zitten 24 uur in een dag, vandaar 0,25 x 24.
  • 8,6 weken = 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3: Tijdseenheden omrekenen
Nog enkele voorbeelden:
  • 7,15 uur = 7 uur en (0,15x60=) 9 minuten
  • 2,25 dagen = 2 dagen en (0,25 x 24=) 6 uur 
    Er zitten 24 uur in een dag, vandaar 0,25 x 24.
  • 8,6 weken = 8 weken en (0,6 x 7=) 4 dagen en (0,2x24=) 12 uur
    Er zitten 7 dagen in een week, dus 0,6 x 7=4,2. Dus 4 dagen.
    Er zitten 24 uur in een dag, dus 0,2 x 24 = 4,8. Dus 4 uur                                    Er zitten 60  minuten in een uur, dus 0,8 x 60 = 48 minuten.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Maken van H8: 
Paragraaf 8.3 volgens van jouw leerroute

Nakijken:
Huiswerk van H2, H7 en H8 tot nu toe




timer
4:00
Achter de les
Testopgave 
E -> blz. 126 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je deze les geleerd?

  • We hebben gezien welke eenheden van tijd er zijn.
  • We hebben gezien wat een schrikkeljaar is en hoe je kunt zien welk jaar een extra dag heeft.
  • We hebben gezien dat je met het trucje van je knokkels kunt onthouden hoeveel dagen er in een maand zitten.
  • We hebben eenheden van tijd omgerekend.
    Zowel van kleine (minuten) naar grotere tijdseenheden (uren) als van grotere naar kleinere.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen behaald?

Je kent de meest gebruikte eenheden van tijd
en kunt hier berekeningen mee uitvoeren.








H7: Oppervlakte en inhoud
VK 2D en 3D
1. Eenheden omrekenen
2. Oppervlakte en omtrek
3. Oppervlakte ruimtefiguren
4. Inhoud
5. Oppervlakte en vergroten
6. Inhoud en vergroten

H8: Getallen
VK Machten
1. Grote getallen
2. Wetenschappelijke notatie
3. Eenheden van tijd
4. Eenheden van snelheid
5. Verhoudingen
H2: Meetkunde
VK Rekenen en Pythagoras
4. Aanzichten

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hierna volgen enkele filmpjes die je kunnen helpen met het behalen van de leerdoelen.
Hierna volgen enkele filmpjes die je kunnen helpen met het behalen van de leerdoelen.
Hierna volgen enkele filmpjes die je kunnen helpen met het behalen van de leerdoelen.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Video

Deze slide heeft geen instructies