exercice 13 - page 105 - plaatje 2
Tu vas où? --> Ik ga naar Brussel met de trein.
Avec qui? --> Met mijn broer (vriend / neef)
Tu pars à quelle heure? --> Ik vertrek om 08.30 uur.
C'est un train direct? --> Nee, je moet overstappen in Lille.
Il faut réserver? --> Nee, dat is niet nodig.