Les 1 & 2 - Introductie & B1

Vandaag

Proefwerk nakijken + muziekquiz

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Vandaag

Proefwerk nakijken + muziekquiz

Slide 1 - Tekstslide

Morgen

Uitleg - EPIC-project

Uitleg - Basisstof 1

Slide 2 - Tekstslide

Proefwerken
  • EPIC-project (1x) - In tweetallen

  • Proefwerk in week 24, thema 3, B1 t/m 4 (2x)

  • Proefwerk in de PWW, thema 3, B1 t/m 7 (3x)  

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag

Proefwerk nakijken + muziekquiz

Slide 4 - Tekstslide

Meiose (BiNaS 76B-2)

Slide 5 - Tekstslide

Geslachtelijke voortplanting
- Twee geslachtscellen versmelten
- Er ontstaat variatie in genotypen van de nakomelingen

Slide 6 - Tekstslide

Vandaag

Proefwerk nakijken + muziekquiz

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn chromosomen?

Slide 8 - Tekstslide

Begrippen
Chromosomen = langgerekte dunne 'draden' die bestaan uit de stof DNA

DNA = stof die de informatie bevat voor al je erfelijke eigenschappen (4 verschillende nucleotiden: A, T, C en G)

Slide 9 - Tekstslide

Mens: 46 chromosomen (23 paren chromosomen, 2n)
Chromosomen paren

Slide 10 - Tekstslide

Aantekening
Autosomen = chromosomenparen

Homologe chromosomen = gelijke chromosomen, chromosomen van een chromosomenpaar

Geslachtschromosomen = chromosomen die het geslacht bepalen (vrouw = XX, man = XY)
 

Slide 11 - Tekstslide

Mens: 46 chromosomen (23 paren chromosomen, 2n)
Chromosomen paren

Slide 12 - Tekstslide

Genotype en fenotype

Slide 13 - Tekstslide

genotype + milieu = fenotype

Slide 14 - Tekstslide

fenotype (uiterlijk) = genotype + milieu

Slide 15 - Tekstslide

Aantekening
Gen = deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor één erfelijke eigenschap

Slide 16 - Tekstslide

Aantekening
DNA-sequentie = volgorde waarin de bouwstenen (A, T, C, G) staan 

De bouwstenen noem je nucleotiden 

Slide 17 - Tekstslide

Aantekening
Genoom = alle DNA-moleculen in een cel van een organisme


Slide 18 - Tekstslide

Aantekening

Genen kunnen aan of uit staan. 

Wanneer een cel aan staat (tot uiting komt, genexpressie), kan het een klein beetje tot erg actief zijn (hard of zacht staan). 

Slide 19 - Tekstslide

Samenhang (BiNaS 79D)
Gen/DNA = code voor RNA

RNA = code voor eiwit (afgelezen door ribosomen)

Eiwit is een bouwstof en onderdeel van het fenotype

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een gen en een allel?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Het genotype van een organsime komt tot stand op het moment van bevruchting

Slide 25 - Tekstslide

Geslachtelijke voortplanting
- Twee geslachtscellen versmelten
- Er ontstaat variatie in genotypen van de nakomelingen

Slide 26 - Tekstslide

Geslachtelijke voortplanting
- Twee geslachtscellen versmelten
- Er ontstaat variatie in genotypen van de nakomelingen

Slide 27 - Tekstslide

Ongeslachtelijke voortplanting
- Er versmelten geen geslachtscellen
- 'Gewone' deling
- Nakomelingen gelijk aan ouders

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Milieufactoren en modificaties

Slide 30 - Tekstslide

Huiswerk
Dinsdag 19 april 

Thema 3
Basisstof 1
Opdracht 1, 3, 4, 5, 6, 7, 9 & 10

Slide 31 - Tekstslide