Verschiedene Verwendungen
Een bijvoeglijk naamwoord beschrijft altijd iets of iemand.
1.
Prädikativ - Het bijvoeglijk naamwoord is in dit geval het naamwoordelijk deel van het gezegde.
"Der Baum ist grün." "Er fragt, ob die Schüler interessiert sind."
2. Attributiv - Het bijvoeglijk naamwoord staat voor een zelfstandig naamwoord.
"Der grüne Baum" - Die interessierten Schüler"
3. Adverb - Het bijvoeglijk naamwoord staat bij een werkwoord.
"Der Baum sieht grün aus" "Die Schüler lesen interessiert den Text."