Een politieke partij oprichten

Een politieke partij oprichten
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
geschiedenisVoortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolvmbo bLeerroute VBLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Een politieke partij oprichten

Slide 1 - Tekstslide

0

Slide 2 - Video

Een politieke partij oprichten
  • Groepen van 2 tot 4 leerlingen maken - maatjes
  • Kies 5 kaartjes (met hierop meningen/standpunten)
  • Maak zelf nog 3 kaartjes (met zelf bedacht meningen/ standpunten)
  • Bedenk een naam voor jullie politieke partij
  • Maak een poster van jullie politieke partij (waarop de meningen/standpunten duidelijk worden)
  • Presenteer de politieke partij aan de hand van de poster > 1 min

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeelden standpunten/meningen
= wat een politieke partij vindt> wat is hun mening over het oplossen van problemen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Vrijheid: 
Alle mensen in Nederland zijn vrij om te denken, zeggen en doen wat ze willen, maar alleen als ze daarmee de vrijheid en veiligheid van anderen niet in gevaar brengen of de
gelijkwaardigheid van anderen ontkennen.


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Gelijkwaardigheid:
 Alle mensen in Nederland zijn gelijkwaardig. Dit betekent niet dat alle mensen gelijk zijn, want ieder mens is anders. Het betekent wel dat alle mensen op een
gelijkwaardige manier behandeld moeten worden. 
De ene mens is niet meer waard dan de andere.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Solidariteit:
 Alle mensen in Nederland moeten het zich aantrekken als anderen in onvrijheid
leven of niet gelijkwaardig worden behandeld. Door elkaar te helpen ontstaat er een betere
samenleving. Solidariteit betekent ook het opkomen voor de zwakkeren in de samenleving.

Slide 10 - Tekstslide

Jullie kunnen kiezen uit de volgende standpunten/meningen:
1. Je mag alles zeggen wat je wilt, ook als het een scheldwoord is. (vrijheid)
2. Niemand mag meer hoofddoekjes dragen op straat. (vrijheid)
3. Tijdens het Suikerfeest moeten moslims vrij kunnen krijgen. (vrijheid)
4. Grappen maken over iemands geloof moet kunnen. (vrijheid)
5. Alcohol kopen mag pas vanaf 18 jaar. (vrijheid)

Slide 11 - Tekstslide

6. Bij een scheiding mag een kind zelf kiezen bij welke ouder het wil wonen. (vrijheid)
7. Er moeten minder buitenlanders in Nederland komen wonen. (gelijkwaardigheid)
8. Homo’s mogen kinderen adopteren als ze dat graag willen. (gelijkwaardigheid)
9. Op de middelbare school moet je over alle godsdiensten iets leren. (gelijkwaardigheid)
10. De helft van de ministers moet vrouw zijn. (gelijkwaardigheid)

Slide 12 - Tekstslide

11. Kinderen moeten een kindervertegenwoordiger kunnen kiezen in de Tweede Kamer. (gelijkwaardigheid)
12. Ook kinderen met het syndroom van Down mogen naar de gewone school.(gelijkwaardigheid)
13. Kinderen met arme ouders mogen gratis op zwemles. (solidariteit)
14. Kinderen en kleinkinderen moeten voor hun (groot)ouders zorgen als die hulp nodig hebben.(solidariteit)

Slide 13 - Tekstslide

15. We moeten eerst zorgen dat in Nederland iedereen werk heeft, voor we geld geven aan
arme landen. (solidariteit)
16. Rijke mensen moeten meer belasting betalen dan arme mensen. (solidariteit)
17. Als je zelf geen donor bent, krijg je ook geen donororgaan als je ziek bent. (solidariteit)
18. Elke leerling in groep 8 zou een dag moeten helpen in een ziekenhuis of zorgcentrum.
(solidariteit) 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide