BK2 Thema 5 BS 3 Variatie in genotypen

Wat is een gen?
A
Erfelijke informatie voor een enkele eigenschap
B
Erfelijke informatie voor meerdere eigenschappen
C
Erfelijke informatie die niet meer nodig is
D
Niet-erfelijke informatie
1 / 26
volgende
Slide 1: Quizvraag in interactieve video
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Wat is een gen?
A
Erfelijke informatie voor een enkele eigenschap
B
Erfelijke informatie voor meerdere eigenschappen
C
Erfelijke informatie die niet meer nodig is
D
Niet-erfelijke informatie

Slide 1 - Quizvraag

Wat is een gen?
A
Erfelijke informatie voor een enkele eigenschap
B
Erfelijke informatie voor meerdere eigenschappen
C
Erfelijke informatie die niet meer nodig is
D
Niet-erfelijke informatie

Slide 2 - Quizvraag

BS 3 Variatie in genotypen
Thema 5: Erfelijkheid en evolutie

Slide 3 - Tekstslide

Hoeveel chromosomen hebben menselijke lichaamscellen?
A
46
B
48
C
23
D
25

Slide 4 - Quizvraag

Wat is je genotype?
A
Alle eigenschappen die je hebt
B
Je persoonlijkheid
C
Alle erfelijke eigenschappen
D
Je uiterlijk

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste reden voor celdeling?
A
Groeien
B
Voortplanten
C
Genezen
D
Drinken

Slide 6 - Quizvraag

Bij celdeling is de juiste volgorde:
A
celdeling - plasmagroei - kerndeling
B
plasmagroei - kerndeling - celdeling
C
kerndeling - celdeling - plasmagroei
D
cellen delen niet

Slide 7 - Quizvraag

In lichaamscellen komen genen in paren voor.
A
Niet Waar
B
Waar

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een gen?

Slide 9 - Open vraag

Wat is je fenotype?
A
De erfelijke informatie op je chromosomen
B
Hoe je eruit ziet

Slide 10 - Quizvraag

De geslachtschromosomen van een jongen zijn altijd ...
A
XX
B
XY
C
YZ
D
YY

Slide 11 - Quizvraag

Hoeveel geslachtschromosomen komen in een eicel voor en hoeveel geslachtschromosomen komen er in een spiercel voor?
A
23 en 46
B
1 en 2
C
2 en 46
D
beide 46

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video

BS 3 Variatie in genotypen

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoelen:
Je kunt omschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaan

Je kunt omschrijven wat een mutatie is 

Slide 15 - Tekstslide

Genenparen: met dezelfde genen op dezelfde plaats 

Slide 16 - Tekstslide

Genenpaar: 2 gelijke genen
Homozygoot

1
Genenpaar: 2 ongelijke genen
heterozygoot
2
Genenpaar: 2 gelijke genen
Homozygoot

3
Genenpaar: 2 ongelijke genen
Heterozygoot
4
Genenpaar: 2 gelijke genen
Homozygoot
5
Genenpaar 1, 3 en 5 komen hetzelfde tot uiting in fenotype, bv. gen 1 kan haarkleur zijn en is bij vader en moeder bv. allebei blond.

Slide 17 - Tekstslide

gen haarvorm

Slide 18 - Tekstslide

Variatie: welk gen komt in geslachtscel, hangt af van toeval, zowel bij vader  als moeder

Slide 19 - Tekstslide

Variatie in genotypen
Nakomelingen hebben andere combinaties van genen dan ouders, dus ander genotype.
Ook broers en zussen hebben ander genotype.

Bij geslachtelijke (zaadcel met eicel) 
voortplanting -> variatie in 
genotypen (ongeslachtelijk voortplanten is 
bv. stekken plant)

Slide 20 - Tekstslide

Mutatie: verandering genotype
  • Plotselinge verandering van het genotype ( bv. beschadiging DNA in chromosoom)
  • Mutatie, de genen zijn gemuteerd (veranderd).
  • Een individu bij wie gemuteerde genen tot uiting komen in fenotype: mutant

Slide 21 - Tekstslide

Mutagene invloeden
Mutaties kunnen spontaan plaatsvinden maar meestal wordt het veroorzaakt door radioactieve straling, UV-straling, röntgenstraling of chemische stoffen (asbest of stoffen in sigarettenrook)

Dit noem je: mutagene invloeden.

Slide 22 - Tekstslide

Mutagene invloeden kunnen kankerverwekkend zijn
Kanker: Ontstaat door een mutatie in genen die de celdeling regelen. Hierdoor gaan kankercellen zich ongeremd delen. 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Aan het werk:
lezen BS 3  

en maken opdrachten: 1, 2, 3, 5, 7


Herinnering: Heb je al je nullen voor bio al ingehaald? 

Slide 25 - Tekstslide

Genenparen
Een gen bevat de informatie voor één erfelijke eigenschap.
Genen komen voor in paren (net als de chromosomen). 

Je hebt bijvoorbeeld een genenpaar voor de haarvorm.
(steil, krullend of  golvend)

Zie volgende dia.

Slide 26 - Tekstslide