werkwoorden in de tegenwoordige tijd



werkwoorden in de tegenwoordige tijd
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les



werkwoorden in de tegenwoordige tijd

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

hele werkwoord
ik
iemand anders
meer mensen
begrijpt
begrijpen
begrijp
begrijpen

Slide 3 - Sleepvraag

hele werkwoord
stam
bezoeken
bezoek
ontvangen
vind

Slide 4 - Sleepvraag

De secretaresse (noteren) de afspraken.
A
noteren
B
noteer
C
noteert
D
weet niet

Slide 5 - Quizvraag

ik (beledigen) hem flink met zo'n opmerking.
A
beledigen
B
beledig
C
beledigt
D
weet niet

Slide 6 - Quizvraag

Ze (staan) liever met twee benen op de grond.
A
staan
B
sta
C
staat
D
weet niet

Slide 7 - Quizvraag

De studenten (bevragen) de docent over de toets.
A
bevragen
B
bevraag
C
bevraagt
D
bevraagd

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

iemand anders:
de stam + t

Slide 11 - Tekstslide


Type de goede spelling van het woord
Jij raad / raadt het antwoord. TT

Slide 12 - Open vraag

Type de goede spelling van het woord.
Jullie werk / werken heel hard. TT

Slide 13 - Open vraag

type de goede spelling van het woord.
Jij houd / houdt toch ook van appeltaart? TT

Slide 14 - Open vraag

type de goede spelling van het woord.
Murad meld / meldt zich aan op de website. TT

Slide 15 - Open vraag