4.2. reactiesnelheid

4.2. reactiesnelheid
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

4.2. reactiesnelheid

Slide 1 - Tekstslide

H4 - tot nu toe
  • §4.1 Verbranding
  • §4.2 Ontleding

    (§3.3 Massaverhoudingen)
  • §4.4 Overmaat en ondermaat

  • §4.5 Energie en reactiesnelheid

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Energie-effect: treedt op bij alle processen 
Exotherm = levert energie, de omgeving wordt warmer / wordt verlicht / levert stroom (elektriciteit)
Endotherm = kost energie, de omgeving wordt kouder / er is licht nodig / kost stroom (elektriciteit)

Let op! Alle reacties hebben activeringsenergie nodig. Daarna kun je pas zien of een reactie exotherm of endotherm is.

Slide 4 - Tekstslide

Reactiesnelheid

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Botsende deeltjesmodel

Voor de reactie zijn de stoffen AB en CD
aanwezig. Wanneer deze stoffen effectief op elkaar botsen,
ontstaan de stoffen AD en CB.





Wanneer een botsing voldoende krachtig
is, kunnen de atomen



hergroeperen. Er wordt dan gesproken van
een effectieve botsing.



Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Concentratie (hoeveelheid deeltjes)

Slide 9 - Tekstslide

Reactiesnelheid invloeden

Temperatuur

Bij een hogere temperatuur bewegen de moleculen sneller

waardoor de kans op effectieve botsingen groter is.

De reactiesnelheid neemt toe, omdat:

  • temperatuur groter —> moleculen bewegen sneller
  • moleculen bewegen sneller —> meer effectieve botsingen
  • meer effectieve botsingen —> grotere reactiesnelheid

Slide 10 - Tekstslide

Reactiesnelheid invloeden

Katalysator

Soms verloopt een reactie niet wanneer twee stoffen bij elkaar

worden gevoegd. Wanneer een katalysator wordt toegevoegd verloopt de reactie wel (en sneller), zoals bij de olifantentandpasta.

Een katalysator is een stof die de reactie versnelt, maar niet wordt verbruikt tijdens de reactie.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Reactieschema

Chemische reacties kunnen worden weergegeven in een reactieschema. Bijvoorbeeld:
aardgas (g) + zuurstof (g) —> water (g) + koolstofdioxide (g)

De reactie stopt wanneer één van de beginstoffen op is. Dus wanneer de aardgas of het zuurstof op is, stopt de reactie (ondermaat)

De beginstof die overblijft nadat de reactie is gestopt, was in overmaat aanwezig. Dat wil zeggen dat er voldoende van die stof aanwezig was.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Botsende-deeltjesmodel
Bij een effectieve botsing botsen de moleculen met precies de goede snelheid op precies de juiste plek. 

Slide 15 - Tekstslide

Botsende-deeltjesmodel
Hoe meer botsingen er plaatsvinden, hoe meer effectieve botsingen er plaatsvinden.
Hoe zorg ik voor meer botsingen:
-Meer deeltjes toevoegen (concentratie vergroten)
-Deeltjes sneller laten bewegen (temperatuur verhogen)
-Zorgen voor groter oppervlak aan deeltjes, dus poeder ipv een blok (verdelingsgraad)
-De deeltjes tegen elkaar aan gooien (katalysator toevoegen)

Slide 16 - Tekstslide

Factoren die bijdragen aan reactiesnelheid
  • Beginstof
  • Verdelingsgraad 
  • Temperatuur
  • Concentratie / molariteit
  • Katalysator

Slide 17 - Tekstslide

Afsluiting 
Huiswerk voor  
Maken
 1 t/m 7 van 2.1 
Lezen 
2.2 

Volgende les: practicum! 


Huiswerk
Maak de opdrachten van week 20.
Lees 4.3
Volgende les: 4.3

Slide 18 - Tekstslide

Keuzewerktijd
  • Maak taak week 20 af 
  • Kijk je taken na met antwoordbladen
  • Lees 4.3 
  • Begin aan taak week 21  
  • Stel je vragen. 

Slide 19 - Tekstslide