de cel (met koppeling oncologie)

  de cel
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

  de cel

Slide 1 - Tekstslide

Wat ik graag zou willen weten of bespreken over de cel is.....
timer
1:00

Slide 2 - Open vraag

Opbouw menselijk lichaam
Het lichaam bestaat uit verschillende orgaansystemen
Ieder systeem heeft een functie (bijv. spijvertering of ademhaling). 
Binnen een orgaansysteem zitten meerdere organen. Dit zijn 
onderdelen die één of meer specifieke functies hebben (bijv. de 
maag kneedt en verteert, de dunne darm verteert en neemt 
stoffen op. Binnen een orgaan zitten verschillende soorten weefsels
Dit zijn soorten cellen met een bepaalde eigenschap (bijv. spier-
weefsel of bedekkend weefsel). Elk weefsel bestaat uit eigen soort 
cellen, maar binnen één weefsel zijn de cellen gelijk. Een cel is de 
bouwsteen van het lichaam. Ook een cel bestaat weer uit onderdelen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Waar in de cel zit het DNA?
A
In de cytoplasma (de celvloeistof)
B
In de celkern
C
In de celmembraan (het omhulsel van de cel)
D
In de ribosomen (waar eiwitten gemaakt worden)

Slide 5 - Quizvraag

Heeft iedere soort cel zijn eigen soort DNA?
A
Ja, er is vrijwel geen overlap in het DNA van de verschillende soort cellen.
B
Ja, een deel van het DNA is in iedere cel anders, een deel is ook gelijk.
C
Nee, er zijn ongeveer 5 soorten DNA in het lichaam.
D
Nee, iedere cel heeft exact hetzelfde DNA.

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

'DNA', 'genen' en 'chromosomen' hebben allemaal te maken met genetische eigenschappen.

Maak een kort verhaaltje (max. 3 zinnen) waarin je uitlegt wat de relatie is tussen deze drie termen.

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Video

(bijna) Elke celkern bevat 46 chromosomen. Deze liggen in paren (23 paar).

Wat is er bijzonder aan zo'n paar chromosomen?
(2 juiste antwoorden)
A
Beide chromosomen uit het paar heb je van dezelfde ouder geërfd.
B
Één van de chromosomen heb je van je moeder, de ander van je vader.
C
De twee chromosomen coderen voor dezelfde eigenschappen.
D
De twee chromosomen coderen voor verschillende eigenschappen.

Slide 10 - Quizvraag

Van de 23 paar chromosomen is het 23e paar een bijzonder paar. Waarom?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Hoe wordt de buitenste laag van de cel genoemd bij de mens?
A
Celwand
B
Celmembraan
C
Celhuid
D
Celplasma

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de functie van receptoren in de celmembraan?

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Iedere cel heeft energie nodig om in leven te blijven en zijn functie(s) uit te kunnen voeren.
In welk onderdeel van de cel wordt deze energie geproduceerd?
A
De celkern
B
Het endoplasmatisch reticulum
C
Het mitochondrium
D
De ribosomen

Slide 16 - Quizvraag

Wat heeft het mitochondrium
nodig om energie te
kunnen maken?

Slide 17 - Woordweb

Cellen maken stoffen; vaak voor eigen gebruik (bijv. nieuwe receptoren of transportstoffen), maar soms ook om elders in het lichaam te gebruiken (bijv. spijsverteringsenzymen, hormonen of antistoffen). Meestal zijn dit eiwitten.
Welke onderdeel van de cel maakt de nieuwe eiwitten?
A
Celkern
B
Ribosomen
C
Mitochondrium
D
Receptoren

Slide 18 - Quizvraag

Dat was 'm weer..... Vragen?

Slide 19 - Tekstslide