1.1 Een nieuwe grondwet (B)

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen? 
1. Herhalingsquiz
2. Leerdoelen
3. Theorie
4. Beeldmateriaal
5. Aan de slag
6. Leerdoelen nabespreken

Slide 2 - Tekstslide


Wat was het Revolutiejaar? 
A
1818
B
1828
C
1838
D
1848

Slide 3 - Quizvraag


Wie was koning van Nederland tijdens het Revolutiejaar? 
A
Willem Lodewijk
B
Willem I
C
Willem II
D
Willem III

Slide 4 - Quizvraag


Wat is censuskiesrecht?
Mensen hebben kiesrecht wanneer ze ... 
A
Een bepaald beroep hebben
B
Een bepaald inkomen hebben
C
Bepaald bedrag aan belasting wordt betaald
D
Een man van 21 jaar oud zijn

Slide 5 - Quizvraag


Van welke macht spreken we?
De macht om wetten te maken en wetten te veranderen
A
Uitvoerende macht
B
Rechterlijke macht
C
Wetgevende macht

Slide 6 - Quizvraag


Van welke macht spreken we?
De macht om mensen te straffen 
  
A
Uitvoerende macht
B
Rechterlijke macht
C
Wetgevende macht

Slide 7 - Quizvraag

Theorie
Verdelen van de macht:

Niet alle macht bij één persoon! 

1. Macht om wetten te maken (wetgevende macht)

2. Macht om wetten uit te voeren (uitvoerende macht)

3. Macht om te straffen (rechtelijke macht)

Geen instantie of persoon mag drie machten tegelijk bezitten. 



Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Je weet drie grondrechten te noemen.
2. Je kunt de verdeling van de 'machten' uitleggen.
3. Je weet het verschil tussen een coalitie en een oppositie. 
4. Je weet wat de twee taken zijn van het parlement.  

Slide 9 - Tekstslide

Theorie
Wat als de overheid – de drie machten van Trias Politica samen – te machtig wordt? Dit kan nare gevolgen hebben voor de burgers; de regering kan de burger dan onderdrukken. Om te voorkomen dat de burger wordt onderdrukt zijn er klassieke grondrechten in de grondwet opgenomen.  

Opschrijven
De klassieke grondrechten beschermen burgers tegen de overheid. De belangrijkste zijn: 
Vrijheid van godsdienst; 
Vrijheid van meningsuiting; 
Vrijheid van pers; 
Vrijheid van onderwijs; 
Vrijheid van vereniging en vergadering.  



Slide 10 - Tekstslide

Theorie
In de tijd van Thorbecke waren er in ons land nog geen politieke partijen. Nu is dat helemaal anders. Je kan stemmen op ontzettend veel partijleiders die elk voor hun eigen standpunten staan. Deze politieke partijen mogen samenwerken en bij een meerderheid ook regeren.  




Slide 11 - Tekstslide

Theorie
Wanneer meerdere partijen een regering vormen (.. ? zetels) noemen we dit een coalitie.  
 
De andere overgebleven partijen worden de oppositie genoemd.  





Slide 12 - Tekstslide

Theorie
Opschrijven
Het parlement – dus de Eerste en de Tweede Kamer samen – heeft twee taken.  
 
1) Het maken en goedkeuren van wetten; 
Het recht van amendement: Leden van de Tweede Kamer mogen een wetsvoorstel van een minister wijzigen of aanvullen.  
Het recht van initiatief: Leden van de Tweede Kamer mogen zelf een wetsvoorstel indienen.  
 
2) Het controleren van de regering. 
Het recht van interpellatie: Het parlement mag een minister om informatie vragen. De minister is verplicht eerlijke informatie te geven. 
Het recht op budget: De ministers moeten de financiën doorgeven. Het parlement moet het geodkeuren

Slide 13 - Tekstslide

Beeldmateriaal

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

Aan de slag
1. Maak opdracht 6,7 en 10 uit je werkboek.

2. Ben je klaar? haal een nakijkblad bij de docent. 

3. Klaar? Even pauze

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoelen nabespreken
1. Je kent drie klassieke grondrechten 
2. Je weet het verschil tussen een coalitie en een oppositie. 
 
3. Je weet wat de twee taken zijn van het parlement.  

Slide 19 - Tekstslide