Verschillende soorten variabelen en conceptueel model
Opdracht 2.10 Toepassen op model van spaarbedrag (2.9)
Huiswerk
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuur, Leven en TechnologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5
In deze les zitten 22 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Modelleren les 3, op afstand
Opdracht 2.9 kort bespreken
Verschillende soorten variabelen en conceptueel model
Opdracht 2.10 Toepassen op model van spaarbedrag (2.9)
Huiswerk
Slide 1 - Tekstslide
Opdracht 2.9 Spaarbedrag - Recursieve formule
Voor spaarbedrag na tijdstap n:
Je hebt dus het bedrag van de tijdstap ervoor nodig om het nieuwe bedrag te kunnen berekenen.
Omzetten in rekenmodel in Excel --> zie het Excelbestand op classroom
Slide 2 - Tekstslide
Eerste stappen bij Modelleren
Probleem (tekst) analyseren en variabelen die van belang zijn eruit halen en aangeven wat voor soort variabelen het zijn
Verband tussen variabelen aangeven in conceptueel model = denkmodel, lijkt op woordweb
Daarna formules voor het verband bedenken en waarden van constanten en beginwaarden uit tekst halen
Slide 3 - Tekstslide
Zeer vereenvoudigde situatie van muizengroei
Alleen geboorte en sterfte: Iedere maand komt bijvoorbeeld eenzelfde hoeveelheid muizen erbij --> geboortecijfer = 1
Aantal geboortes per maand (afgekort met Geboorte) = 1 x aantal muizen dat er aan het begin van die maand is.
Slide 4 - Tekstslide
Vervolg 1 van Zeer vereenvoudigde situatie van muizengroei
Iedere maand sterfte 30% van de muizen --> sterftecijfer = 0,3
Aantal sterftes per maand (afgekort met Sterfte) = 0,3 x aantal muizen dat er aan het begin van die maand is.
Slide 5 - Tekstslide
Soorten variabelen met hun symbolen nr. 1
toestandsvariabele = de variabele waarin je geïnteresseerd bent, die verandert doordat er iets bij komt of iets af gaat
Symbool:
In het voorbeeld van de muizengroei is het aantal muizen de toestandsvariabele.
Een toestandsvariabele heeft ook een beginwaarde; na iedere tijdstap (in dit geval 1 maand) is de waarde van het aantal muizen anders
Slide 6 - Tekstslide
Soorten variabelen met hun symbolen nr. 2
stroomvariabele = variabele waarmee berekend wordt hoeveel er per tijdstap bijkomt en/of afgaat
Na vermenigvuldiging met de tijdstap wordt hij bij de toestandsvariabele opgeteld of eraf getrokken
symbool of
Slide 7 - Tekstslide
Soorten variabelen met hun symbolen nr. 2
muizenvoorbeeld: twee stroomvariabelen:
aantal geboortes per maand (stroomvariabele erin)
en aantal sterftes per maand (stroomvariabele eruit)
Slide 8 - Tekstslide
Soorten variabelen met hun symbolen nr. 3
constante = variabele die tijdens alle berekeningen constant blijft
symbool:
Muizenvoorbeeld:
twee constanten: geboortecijfer en sterfte cijfer
Slide 9 - Tekstslide
verbinding tussen variabelen: relatiepijl
relatiepijl heeft symbool (hoeft niet rood te zijn)
de relatiepijl gaat altijd van de variabele die je nodig hebt voor de berekening van de variabele waar de relatiepijl naar toe gaat naar de variabele
dus bijvoorbeeld van de constante geboortecijfer naar de stroomvariabele geboorte (aantal geboortes per maand)
Slide 10 - Tekstslide
Voorbeeld conceptueel model van muizengroei
Toestandsvariabele: Aantal muizen
Stroomvariabelen: geboorte per maand en sterfte per maand
Constanten: geboortecijfer en sterftecijfer
Slide 11 - Tekstslide
Voorbeeld conceptueel model van muizengroei
een relatiepijl van Muizen naar Geboorte:
In een dynamisch model heb je meestal dat je bij iedere stap de waarde van de toestandsvariabele nodig hebt om de toename of afname van die toestandsvariabele te berekenen. Al die waarden veranderen dus na iedere tijdstap.
Slide 12 - Tekstslide
Van conceptueel model maar rekenmodel
Toestandsvariabele: Muizen --> beginwaarde nodig
Stroomvariabelen: geboorte per maand en sterfte per maand --> formules nodig
Constanten: geboortecijfer en sterftecijfer --> waarden nodig
Stroomvariabelen: toename per maand en afname per maand
Constanten: geboortecijfer en sterftecijfer
Hulpvariabelen: geboorte per maand en sterfte per maand
Slide 16 - Tekstslide
Variabelen met hun symbolen nr. 4
hulpvariabele: deze variabele gebruik je om meer inzicht te geven in de verschillende onderdelen van het model
symbool
Uitgebreid muizenmodel: geboorte per maand en sterfte per maand als hulpvariabele
De stroomvariabelen zijn nu gewoon toename en afname per maand
Slide 17 - Tekstslide
Opdracht 2.9: Oefenen met tekst analyseren en conceptueel model maken
Ga naar opdracht 2.9 en bedenk wat in dat model de toestandsvariabele is, de stroomvariabele (hou het algemeen: toename van het spaarbedrag per maand), de hulpvariabele en de constanten
Maak daarna een conceptueel model ervan en lever een foto van het conceptuele model in bij de volgende slide
Slide 18 - Tekstslide
Foto conceptueel model Spaarbedrag opdracht 2.9
Slide 19 - Open vraag
Sparen
Toestandsvariabele: Spaarbedrag (B)
Stroomvariabele: bedrag erbij per maand
Constanten: vast bedrag erbij per maand (VB); rentepercentage (RP)
Hulpvariabele: rentebedrag erbij per maand (RB)
Slide 20 - Tekstslide
Sparen: conceptueel model
Slide 21 - Tekstslide
Huiswerk voor vrijdag 26 november
Bestudeer 2.3, 2.4 en 2.5
Maak oefenopdracht 3. Hertenstand (zie SOM en classroom) en opdracht 2.12A in je logboek en lever foto's van de conceptuele modellen in op SOM