present simple, past simple & present perfect

De 3 hoofdtijden
Present Simple
Past simple
Present Perfect
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De 3 hoofdtijden
Present Simple
Past simple
Present Perfect

Slide 1 - Tekstslide

Translate into Dutch:
I bought a book yesterday.

Slide 2 - Open vraag

Which tense is 'I bought a book yesterday'?
A
present simple
B
past simple
C
present perfect

Slide 3 - Quizvraag

Past simple

-ed achter regelmatige werkwoorden:
At the weekend, I worked and he visited a museum.



Slide 4 - Tekstslide

past simple

Bij onregelmatige werkwoorden gebruik je geen -ed, maar het werkwoord verandert.

Dan gebruik je de tweede vorm (die je uit je hoofd hebt geleerd).

At the weekend, I saw a movie and he drove his car.

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer je gebruik je de past simple?


Als het in het verleden was, en het is afgelopen.

Er staan (vaak) signaalwoorden in de zin, zoals 'yesterday', 'last week', 'this morning', 'last year', 'when I was little', 'in 2001'.

Donald Trump talked about himself on the telly yesterday.
Barack Obama left the White House in January 2017.

Slide 6 - Tekstslide

Translate into English: Ik heb al twee boeken van die schrijver gelezen.

Slide 7 - Open vraag

Welke tijd is dat?
A
present simple
B
past simple
C
present perfect

Slide 8 - Quizvraag

present perfect

have/has + voltooid deelwoord.

Het voltooid deelwoord is werkwoord+ed OF de derde vorm van het rijtje onreg. ww.

I have worked and she has read a book.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de present perfect?

1) Als iets in het verleden is begonnen en het is nu nog steeds zo.
I have known him since 2015. (Ik ken hem nog steeds.)
He has lived in Amsterdam for ten years.  (hij woont er nog steeds!)

2) Of als de gevolgen nu nog steeds zichtbaar zijn.

Rembrandt has painted De Nachtwacht.  (schilderij is er nog steeds.)
John is angry because his girlfriend has kissed Peter. (Stoom komt  nu uit zijn oren omdat zij dat  gedaan heeft.)



Slide 11 - Tekstslide

Translate into Dutch: He feeds the cats twice a day.

Slide 12 - Open vraag

Welke tijd is dat?
A
present simple
B
past simple
C
present perfect

Slide 13 - Quizvraag

Present simple form

Slide 14 - Tekstslide

Present simple
  • De present simple gebruik je om te praten over feiten, gewoonten en over iets wat regelmatig gebeurt. 

Slide 15 - Tekstslide

Ok, now let's see if yoiu recognize them and if you can use them.


Good luck!

Slide 16 - Tekstslide

Fill in:
She ............... Netflix all day last Sunday.
A
watched
B
has watched
C
is watching
D
watch

Slide 17 - Quizvraag

Fill in:
The wind...................away half the roof so it's a mess.
A
blown
B
blew
C
has blown
D
has blew

Slide 18 - Quizvraag

How do you form the past simple with irregular verbs?
A
met -ed
B
met de +s rule
C
met de tweede vorm
D
met has/have + de derde vorm

Slide 19 - Quizvraag

Choose the right form
Mary always ................on time when we have an appointment.
A
come
B
camed
C
has come
D
comes

Slide 20 - Quizvraag

Ik wil nog uitleg over:......

Slide 21 - Open vraag