Havo 4 - argumenteren les 1

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

argumenteren 
  • argumenten, tegenargumenten, weerleggingen
  • argumentatiestructuren
  • argumentatieschema's
  • drogredenen

Slide 2 - Tekstslide

argumenteren

Slide 3 - Woordweb

H6 - par 1 Standpunt en Argument
Doelen:
  • Ik kan onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten. 
  • Ik kan standpunten, argumenten, tegenargumenten en weerleggingen herkennen en begrijpen.

Slide 4 - Tekstslide

H6 - argumenteren 
Als je ergens een standpunt over inneemt, geef je daar je mening over.

Met argumenten kun je:
- je eigen standpunt verdedigen
- het standpunt van een ander aanvallen

Slide 5 - Tekstslide

H6 - argumenteren 
Als je je standpunt ondersteunt met een feitelijke uitspraak, noem je die uitspraak een feitelijk argument.

Als je je standpunt ondersteunt met een waarderend argument geef je aan dat je iets (on)wenselijk, (on)gepast, goed of slecht, mooi of lelijk vindt.

Slide 6 - Tekstslide

H6 - argumenteren 
Over een waarderend argument kun je van mening verschillen, over een feitelijk argument niet, want je kunt de juistheid ervan controleren: het is waar of onwaar. 


Slide 7 - Tekstslide

H6 - argumenteren 
Een waarderend argument moet vaak ondersteund worden, bijvoorbeeld met feiten:

Ik vind het niet goed dat er mensen zijn die zich niet laten vaccineren (stp), want ik vind dat respectloos naar je medemens (wrd. arg.), want met een vaccinatie bescherm je niet alleen jezelf, maar ook de mensen om je heen (feit).

Slide 8 - Tekstslide

Zwolle is een prettige stad om te wonen; er wonen veel gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 9 - Quizvraag

Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Amsterdam gaan. Reizen met het openbaar vervoer is een stuk beter voor het milieu dan autorijden.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 10 - Quizvraag

Het gratis downloaden van muziek moet strafbaar worden. De makers van muziek lopen nu miljoenen euro's mis aan auteursrechten.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

H6 - argumenteren 
Als je het niet met iemands argumentatie eens bent, kun je argumenten tegen het standpunt inbrengen en/of weerleggingen van de argumenten geven. 

Met een tegenargument ontkracht je een standpunt; met een weerlegging ontkracht je een argument.

Slide 13 - Tekstslide

Benoem het standpunt:

Aangezien het beter voor het milieu is, zou iedereen met het openbaar vervoer moeten reizen.
A
het is beter voor het mileu
B
iedereen moet met het openbaar vervoer reizen

Slide 14 - Quizvraag

Bij welke reactie is er sprake van een weerlegging?

Het is een goede zaak dat er steeds meer politieke partijen bij zijn gekomen. Iedereen kan nu op een partij van zijn voorkeur stemmen.
A
Hoe meer partijen er zijn, hoe moeilijker het wordt om een kabinet te vormen.
B
In het verleden kon je ook al uit meer dan 20 partijen kiezen.

Slide 15 - Quizvraag

Bij welke reactie is er sprake van een tegenargument?

Het is begrijpelijk dat Iran bang is voor een eventuele Israëlische raketaanval. Het land is in het verleden meer dan eens door Israël bestookt.
A
Iran hoeft niet bang te zijn; het heeft nu immers zelf raketten om me terug te schieten
B
Het is ook door Irak en Afghanistan onder vuur genomen en voor die landen is Iran ook niet bang.

Slide 16 - Quizvraag

opdracht
Benoem: standpunt, argument voor, tegenargument en weerlegging

Slide 17 - Tekstslide

Het is fijn dat de aarde opwarmt (1) , want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (2). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (3). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (4).

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

weektaak
H6 Argumenteren
Paragraaf 1 Argumenten, tegenargumenten, weerleggingen
opdr 1 + drie opdrachten naar keuze

Slide 20 - Tekstslide

H6 - argumenteren
      par. 1 argumenten, tegenargumenten, weerleggingen
Doelen:
  • Ik kan onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten. 
  • Ik kan argumenten, tegenargumenten en weerleggingen herkennen en begrijpen.

Slide 21 - Tekstslide