Week 2: les 1: 45 min.

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Bonjour tout le monde!!
jeudi, le 7 avril

Le programme d'aujourd'hui: 
  • On va faire un placemat
  • On va lire (F)
Le but de ce cours: Je kunt de inhoud van je vlog maken.

Slide 2 - Tekstslide

Ouvre le livre, je vais contrôler les devoirs + Fais slim stampen!

Slide 3 - Tekstslide

Bovenaan het rijtje ben je nr 1, daaronder nr 2, etc.

Slide 4 - Tekstslide

Le Vlog: On fait un placemat
  1. Benoem drie werkwoorden die je nodig hebt voor de vlog en schrijf ze in de juiste vorm op (persoonlijk voornaamwoord en de juiste vervoeging van het werkwoord).
  2. Benoem tien zelfstandige naamwoorden inclusief het lidwoord, die je voor je vlog nodig hebt.
  3. Benoem drie bezittelijke voornaamwoorden die je nodig hebt en vertel erbij hoe je deze gebruikt (maak twee voorbeelden).
  4. Benoem minimaal drie cijfers je nodig hebt en schrijf ze volledig uit.
  •  Vul elkaar aan het einde aan en maak gezamenlijk 1-4 complete zinnen in het midden van de placemat die in een vlog gebruikt kunnen worden.
  • De woordenschat verzamelen we aan het einde in een gezamenlijk woordweb. 
  • Aide: le livre, google translate
  • Temps 10 minutes




Slide 5 - Tekstslide

Les mots/petites phrases pour le vlog

Slide 6 - Woordweb

Lire: F.
Tu fais du sport?
Groupe 1: Lire en silence
Groupe 2: On parle de la grammaire

Slide 7 - Tekstslide

Lis le texte F (page 31)
Quoi: fais ex. 24a, b, c, d, 25a, 26a
Comment: seul & en silence
Aide: le livre
Prêt: fais slim stampen


Slide 8 - Tekstslide

Wat is de plaats van de ontkenning
A
voor het onderwerp
B
voor het werkwoord
C
om de persoonsvorm (= 1e ww in de zin)
D
achter het werkwoord

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een juiste ontkenning?
A
Je n'ai mangé rien
B
Je n'ai rien mangé
C
J'ai mangé ne rien
D
J'ne ai rien mangé

Slide 10 - Quizvraag

Wat is niet waar over de ontkenning?
A
bestaat uit ne...pas
B
je zet het om het eerste werkwoord van de zin
C
soms zet je ne en pas achter elkaar
D
met ne ... pas zet je een zin in de ontkenning

Slide 11 - Quizvraag

Ontkenning. Hoe zet je "C'est" in de ontkenning?
A
Ce n'est pas
B
Ce ne est pas
C
C'est ne pas
D
C'n'est pas

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de juiste vertaling van de ontkenning ' niets ' ?
A
ne...rien
B
ne...plus
C
ne...pas encore
D
ne...pas

Slide 13 - Quizvraag


Maak ontkennend:
Ils vont à la plage. 
A
Ils n'vont pas à la plage.
B
Ils ne vont pas à la plage.
C
Ils ne pas vont à la plage.

Slide 14 - Quizvraag


Maak ontkennend:
Adrien a déménagé. 
A
Adrien ne a pas encore déménagé.
B
Adrien n'a pas encore déménagé.
C
Adrien a ne déménagé pas encore.
D
Adrien n'a déménagé pas encore.

Slide 15 - Quizvraag

Fin du cours
Le but de ce cours... 

À la prochaine fois!!

Slide 16 - Tekstslide

le dos
la gorge
le ventre
la jambe
la main
le pied
la tête
le bras
accro
mauvais(e)
de rug
de keel
de voet
de hand
het been
het hoofd
de buik
de arm
verslaafd
slecht

Slide 17 - Sleepvraag