Taal groep 8 - 3.2

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

We waren op vakantie in een dorpje aan een rivier, diep in het oerwoud van Suriname.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Aan het eind van de les...
kun je de functiewoorden in een zin benoemen.


Fietsen geeft je een goede impressie van Nederland.

Slide 5 - Tekstslide

Lidwoorden (1)
Hoe zat het ook alweer? 

Slide 6 - Tekstslide

Typ de lidwoorden
die jij al kent?

Slide 7 - Woordweb

Voornaamwoorden (2)
Voornaamwoorden zijn woorden die verwijzen naar: 
personen, dieren of zaken (zonder ze te benoemen)

De meest voorkomende:
Persoonlijke voornaamwoorden: ik, jij, hij
Bezittelijke voornaamwoorden: mijn, jouw, zijn
Aanwijzende voornaamwoorden: die (en nog 3...)

Slide 8 - Tekstslide

Typ voornaamwoorden
die jij nog meer kent?

Slide 9 - Woordweb

Persoonlijk vnw
Bezittelijk vnw
Aanwijzend vnw
hem
die
jij
hij
haar
dat
wij
deze
jouw
dit

Slide 10 - Sleepvraag

Voorzetsels (3)
Het voorzetsel zegt iets over plaats of tijd.

op, in, onder, naast, langs, voor, achter, uit, om, tegen, naar, langs, tegenover, tot, voorbij, rond, tijdens

Slide 11 - Tekstslide

Wat is géén voorzetsel?
A
door
B
tot
C
voordat
D
langs

Slide 12 - Quizvraag

Wat is géén voorzetsel?
A
tegenover
B
naast
C
onder
D
omdat

Slide 13 - Quizvraag

Wat is géén voorzetsel?
A
op
B
of
C
voorbij
D
rond

Slide 14 - Quizvraag

Die 3 foute antwoorden van net hè,
(voordat, omdat, of)
Hoe noem je die functiewoorden?
Dat noem je een ......................

Slide 15 - Open vraag

Voegwoord (4)
Het voegwoord verbindt  (voegt) twee zinnen.

en, maar, of, want, voordat, totdat, nadat, 
wanneer, zodat, omdat, doordat, opdat

Slide 16 - Tekstslide

Maak een korte zin met het voegwoord 'zodat'

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeelden:
Ik stapte voorzichtig in de rivier.


In het water schrobde ik de klei van de cassavewortels.

Slide 19 - Tekstslide

lidwoord 
(lw)
voornaamwoord
(vnw)
voorzetsel
(vz)
voegwoord
(vw)
ga
naar
komt
feestje
en
jouw
Ik
mijn
naar
jij
feestje.

Slide 20 - Sleepvraag

lidwoord 
(lw)
voornaamwoord
(vnw)
voorzetsel
(vz)
voegwoord
(vw)
speurde
naar
van
op
de
goudklompjes
Ik
zee.
de
bodem

Slide 21 - Sleepvraag

lidwoord 
(lw)
voornaamwoord
(vnw)
voorzetsel
(vz)
voegwoord
(vw)
beproefde
mijn
in
een
geluk
Ik
rivier.

Slide 22 - Sleepvraag

Aan het eind van de les...
kun je de functiewoorden in een zin benoemen.


Fietsen geeft je een goede impressie van Nederland.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Ga naar thema 3 - les 2 (week 1)
Maak 'eerst proberen' helemaal voor jezelf.
Ga op je stoel staan als je klaar bent. 

Slide 25 - Tekstslide

Wat ga je doen?
- Maak taal les 2 van thema 3

- Klaar: 
start alvast met BLOON 3.1

Slide 26 - Tekstslide