Argumenteren

Argumenteren
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolMBOLeerroute n1Leerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Argumenteren

Slide 1 - Tekstslide

Argumenteren
Een mening onderbouwen

Slide 2 - Tekstslide

Mening geven
Vaak beginnen met: ‘ik vind’ "naar mijn mening", "volgens mij".
 Duidelijk voor anderen dat het om een mening gaat en geen feit.
Argumenten gebruik je vaak wel feiten.
 Argumenten die een feit bevatten, zijn vaak goede argumenten.

Slide 3 - Tekstslide

Mening onderbouwen
Mening: vertellen wat je van iets vindt
Mening geven: onderbouwen met argumenten.
Argumenten: uitleggen waarom je iets vindt.
Sterke argumenten: gebaseerd op feiten

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld

Karim werkt sinds kort in een kledingwinkel. De eigenaar van de winkel denkt erover zijn producten ook via internet te gaan verkopen. Hij vraagt aan Karim wat hij hiervan vindt. Karim zegt: ‘Ik vind het een goed idee. Onze doelgroep is tussen de twintig en veertig jaar. Uit onderzoek blijkt dat deze groep veel koopt via internet. Het is dus slim om onze kleding ook online aan te bieden.’

Slide 5 - Tekstslide

Staat hier tussenhaakjes een feit, mening of argument?

Binnen is het gezellig, (omdat we gezamenlijk een spel doen.)
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 6 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind die appeltaart echt niet te vreten.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 7 - Quizvraag

Staat hier een feit, mening of argument?

Van de kinderen en jongeren van 2 tot 25 jaar had 17 procent in 2022 overgewicht. Vooral 18- tot 25-jarigen zijn vaak te zwaar. Een kwart van deze jongeren had overgewicht, waarvan 7 procent ernstig overgewicht (obesitas). Dit meldt het CBS in het kader van de Landelijke Jeugdmonitor op basis van nieuwe cijfers uit de Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor 2022, in samenwerking met het RIVM.

A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 8 - Quizvraag

Welk deel is het argument en welk deel is de mening?

"Ik wil niet naar buiten, omdat het regent"

Argument: omdat t/m regent
Mening: ik t/m buiten

Slide 9 - Tekstslide

‘Alle lantaarnpalen moeten ‘s nachts uit, want dat bespaart heel veel energie.’

Slide 10 - Open vraag

‘Ik heb geen buspas, daarom ga ik vaak lopend naar school.’

Slide 11 - Open vraag

'Ik vind
het belangrijk mijn huiswerk goed te maken, want daar leer ik veel van.’

Slide 12 - Open vraag