§ 2.4 Mediterrane landbouw (DLJ)

Leerdoelen 2.4
  • Je kent de kenmerken van de mediterrane landbouw
  • Je weet wat de waterbalans is
  • Je begrijpt welke invloed irrigatielandbouw heeft op de waterbalans  
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen 2.4
  • Je kent de kenmerken van de mediterrane landbouw
  • Je weet wat de waterbalans is
  • Je begrijpt welke invloed irrigatielandbouw heeft op de waterbalans  

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat is geen kenmerk van het Mediterraan klimaat?
A
Warme zomers
B
Koude winters
C
Droge zomers

Slide 4 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van mediterrane landbouw
A
Planten kunnen goed tegen droogte in de zomer
B
Planten hebben irrigatie nodig
C
taaie bladeren die weinig water afgeven
D
Bladeren die veel water afgeven in de zomer

Slide 5 - Quizvraag

Het mediterrane klimaat
komt voor in de ....
A
boreale zone
B
subtropische zone
C
tropische zone
D
gematigde zone

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn de kenmerken van een mediterraan klimaat?
A
Warme droge zomers en zachte natte winters
B
Natte zomers, droge winters
C
Warme zomers koude winters
D
Zachte zomers en zachter winters met neerslag

Slide 7 - Quizvraag

Welke luchtdruk overheerst in
de Mediterrane zomer?
A
Hoge luchtdruk uit de woestijn.
B
Lage luchtdruk uit het natte zeeklimaat.
C
Hoge luchtdruk uit het landklimaat.
D
Lage luchtdruk uit het tropische klimaat.

Slide 8 - Quizvraag

3

Slide 9 - Video

00:56
Het belangrijkste kenmerk van een A klimaat?
A
Minstens 18 graden in de koudste maand
B
Minstens 18 graden in de warmste maand
C
Minstens 10 graden in de koudste maand
D
Minstens 10 graden in de warmste maand

Slide 10 - Quizvraag

02:39
Het verschil tussen een C en D klimaat is
A
In een C klimaat is de koudste maand kouder dan -3
B
In een C klimaat is de koudste maand warmer dan -3
C
In een C klimaat is de warmste maand kouder dan -3
D
In een C klimaat is de warmste maand warmer dan -3

Slide 11 - Quizvraag

05:46
Af
Bf
Cf
Aw
Cw
Bw

Slide 12 - Sleepvraag

Welke classificatie van Köppen past er bij het Mediterraan klimaat?
A
BW-klimaat
B
Aw-klimaat
C
Cf-klimaat
D
Cs-klimaat

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

De waterbalans in een groot deel van het Midden-Oosten is negatief.
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quizvraag

De waterbalans is:
A
Hoeveel water een gebied binnenkomt.
B
De neerslag die overblijft na verdamping.
C
Hoeveel water een gebied binnenkomt en weer verlaat.
D
Hiermee kun je bepalen wat van soort rivier het is.

Slide 17 - Quizvraag

In een warm en droog klimaat is de waterbalans positief.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 18 - Quizvraag

Wat is geen onderdeel van de waterbalans?
A
Verdamping
B
Grondwater
C
Zee
D
Nuttige neerslag

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

In welk gebied is de kans op verzilting het grootst?
A
In een droog gebied met irrigatielandbouw en drainage
B
In een droog gebied met irrigatielandbouw zonder drainage.
C
In een vochtig gebied met irrigatielandbouw en drainage.
D
In een vochtig gebied met irrigatielandbouw zonder drainage.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is geen oorzaak van de waterproblemen in het Middellandse Zeegebied?
A
Neerslagvariabiliteit
B
Neerslagintensiteit
C
Grote regenbuien
D
Irrigatielandbouw

Slide 22 - Quizvraag

Een nadeel van irrigatielandbouw is
A
dat je erg afhankelijk bent van het klimaat
B
dat er een groter risico is op het mislukken van oogsten
C
dat het zeer kapitaal- en arbeidsintensief is

Slide 23 - Quizvraag

De landbouw in het middellandse zeegebied bestaat voornamelijk uit
A
droge akkerbouw, veeteelt en boom- en struikcultuur
B
droge akkerbouw, irrigatielandbouw en boom- en struikcultuur
C
droge akkerbouw, irrigatielandbouw en veeteelt

Slide 24 - Quizvraag

Een voordeel van irrigatielandbouw is
A
dat er veel kapitaal voor nodig is
B
dat er weinig kennis voor nodig is
C
dat het weinig ruimte in beslag neemt
D
dat er mee gewassen geteeld kunnen worden en dat er meer oogsten mogelijk zijn

Slide 25 - Quizvraag

Het mediterraanse klimaat wordt gekenmerkt door
A
warme natte zomers
B
warme droge winters
C
warme droge zomers
D
koude droge winters

Slide 26 - Quizvraag

wat is geen gevolg van klimaatverandering in de
mediterrane regio?
A
bosbranden
B
waterstress
C
overstromingen
D
verminderde gewassenopbrengst

Slide 27 - Quizvraag

Wat groeit er in de altijd groene mediterrane vegetatie?

A
Rozemarijn, lavendel, doornige struiken.
B
Kurkeiken, cactussen, palmen.
C
Graspollen, garrigue, maquis.
D
Loofbomen, naaldbomen, druiven.

Slide 28 - Quizvraag

Opdracht 1
 a ‒ De planten hebben veel zon nodig.

‒ De planten kunnen in het hete en droge zomerseizoen op hat water dat na de winterregens in de bodem is opgeslagen.
b Dit zijn de landen met veel gebergten met relatief steile hellingen.
c Door de grote droogte in deze landen in het zuidelijk deel van het Middellandse Zeegebied is in grote delen daarvan alleen extensieve veeteelt mogelijk.
d Op de vlakten en plateaus.  



Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 2
 a neerslag, rivierwater, opgepompt grondwater

b stuwmeer, diep grondwater, rivierwater, bodemwater, oase
c irrigatielandbouw, verdamping, rivierwater, drinkwater
d Ja, in ieder geval diep grondwater. Dat is water dat in het verleden is opgeslagen en dat niet wordt aangevuld.  


Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 3
 a Turkije heeft meer rivierwater dat voor een deel opgeslagen wordt in stuwmeren.

b door de grotere bevolkingsomvang in Turkije
c Voorbeelden van factoren:
‒ door de grotere welvaart in Spanje (bbp);
‒ door het grotere aantal toeristen;
‒ door de irrigatielandbouw. 




Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 4
 a Egypte, Libië en Israël.

In die landen is het werkelijke watergebruik per inwoner groter dan de hoeveelheid beschikbaar water per inwoner.
b Deze landen bestaan voor een groot deel uit woestijn waardoor de hoeveelheid neerslag klein is.
c Door het hoge Atlasgebergte valt er in Marokko meer neerslag in de vorm van regen en sneeuw. Deze neerslag voedt de rivieren. 


Slide 32 - Tekstslide

Opdracht 5
a Omdat er door het mediterrane klimaat in de meeste gebieden in het Middellandse Zeegebied van nature te weinig water voorkomt om landbouwgewassen te laten groeien, is irrigatie nodig om het benodigde water aan te voeren. Met name in de zomer is water de belemmerende factor voor de groei van planten.

b Ja, wat betreft temperatuur kunnen de planten het hele jaar groeien. Wat betreft de hoeveelheid beschikbaar water niet. Irrigatie heft deze belemmering op en dus is het groeiseizoen langer dan het anders van nature zou zijn. 

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht 6
 a In de natte periode (winter) kun je water in een stuwmeer opslaan. Deze voorraad water kun je in de droge periode (zomer) gebruiken.

b Bij het besproeien van golfbanen verdampt in de zomer veel water. Dit moet net als bij de irrigatielandbouw worden aangevoerd. 

Slide 34 - Tekstslide

Laat zien dat je de leerdoelen van de paragraaf/paragrafen beheerst.

Slide 35 - Open vraag