3. Beroepsgerichte woordenschat

Beroepsgerichte woordenschat
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Beroepsgerichte woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pedagogical work

Slide 2 - Woordweb

Voorkennis activeren;
  • Studenten kunnen woorden in het Engels noteren waar zij aan denken bij pedagogisch werk.
  • kan ook klassikaal door beurten te geven; of een woordketting maken.
Beroepsgerichte woorden
  1. Intern
  2. Internship
  3. Target group
  4. Toddler
  5. Behaviour
  6. Self-reliance
  7. Ambience
  8. Crafts
  9. regulations
  10. Habit

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je onthouden?? listen very carefully

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
  •  Maak tweetallen
  •  Zoek de betekenis van de woorden op en vertaal ze naar het Nederlands.
  • Maak ook passende Engelse zinnen bij de woorden.
  • Maak vervolgens flashcards met de nieuwe woorden en hun definities. (fysiek! misschien een beetje creatief, bv flashcards voor kids).

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een “habit”?

A
Een gewoonte
B
Een hobby
C
Een werk
D
Een feest

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn “regulations”?
A
Eten en drinken
B
Feesten en partijen
C
Sporten en spelletjes
D
Regels en voorschriften

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke activiteit valt onder “crafts”?
A
Hardlopen
B
Schilderen
C
Vouwen
D
Lezen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van “self-reliance”?
A
Zelf je huiswerk maken
B
Hulp vragen aan een vriend
C
Samenwerken met een team
D
Afhankelijk zijn van je ouders

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin beschrijft het beste een “target group”?
A
Een groep mensen die je vrienden noemt
B
Een groep mensen die je wilt bereiken met je product of dienst
C
Een groep collega’s waarmee je werkt
D
Een groep familieleden

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een ander woord voor “intern” in het Engels?
A
Employee
B
Volunteer
C
Trainee
D
Manager

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van een internship?
A
Geld verdienen
B
Studeren
C
Vakantie vieren
D
Werkervaring opdoen

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Homework!
Zie hand-out!

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies