4BT

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Kennismaken
Regels en afspraken
Jaarplanning 
Periode planning 
Aan de slag 

Slide 2 - Tekstslide

Kennismaken

Slide 3 - Tekstslide

- Lesboek 
- Agenda
- Schrift
- Etui (pennen en potloden)
- Leesboek 

Wie heeft er nog geen boek?

Slide 4 - Tekstslide

- Wil je iets zeggen, steek je je hand op
- Je mag niet naar de WC tijdens de les (tenzij je een pasje hebt)
- Je blijft op je plek tot de zoemer gaat. 

Slide 5 - Tekstslide

Jaarplanning 
3 periodes 
Periode toetsen 
Spreekbeurt 
Kijk-luistertoetsen
Taalverzorging 

Slide 6 - Tekstslide

Periode 1 
Taalverzorging weging 1 x
Kijk- luistertoets weging 1 x
Periodetoets (lezen en schrijven) 3 x DIGITAAL

Periodetoets mag herkanst worden 


Slide 7 - Tekstslide

Ik kan uitleggen waarom ik spelling moet oefenen.

Ik weet wanneer ik een hoofdletter moet gebruiken en wanneer niet.

Ik zet een komma op de goede plek.

Slide 8 - Tekstslide

Taalverzorging periode 1  

Slide 9 - Tekstslide

Taalverzorging periode 1  
Hoofdstuk 1 Hoofdletters en leestekens 

Slide 10 - Tekstslide

Geen hoofdletters


  • Bij namen van dagen (maandag, dinsdag, woensdag, etc.)
  • Bij namen van maanden (januari, februari, maart, etc.)
  • Bij namen van seizoenen (herfst, lente, winter, zomer)
  • Bij namen van windstreken (oost, west, zuid, noordwest, etc.)


Slide 11 - Tekstslide

Regel 1: begin van een zin
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 12 - Tekstslide

Regel 2: namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Elisabeth Sarah Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 13 - Tekstslide

Regel 2: namen van personen
Wanneer er voor het tussenvoegsel geen voornaam of voorletter wordt genoemd, krijgt het tussenvoegsel wel een hoofdletter.
  • meneer De Vries
Bij een tweede achternaam krijgt het tussenvoegsel geen hoofdletter.
  • mevrouw Van de Ven - de Vries 

Slide 14 - Tekstslide

Regel 3: organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 15 - Tekstslide

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Eindhoven
  • Amerikaanse president
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • Fransman
  • Limburgs dialect

Slide 16 - Tekstslide

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij een windstreek gebruik je geen hoofdletter.
  • Er komt vandaag een noordelijke wind.
Als de windstreek onderdeel is van een naam, gebruik je wel een hoofdletter.
  • Noordelijke IJszee

Slide 17 - Tekstslide

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Als je met de windstreek een gebied bedoelt, schrijf je een hoofdletter.
  • In het Nabije Oosten is de situatie erg gespannen.
  • Arme landen krijgen steun van het Westen.

Slide 18 - Tekstslide

Regel 5: historische gebeurtenissen en kalendergebruiken
Historische gebeurtenissen en feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
  • Koude Oorlog
  • Vaderdag
Maar bij samenstellingen met feestdagen schrijf je geen hoofdletter:
  • vaderdagontbijt

Slide 19 - Tekstslide

Regel 5: historische gebeurtenissen en kalendergebruiken
Seizoenen, maanden en gewone dagen krijgen geen hoofdletter.
  • zaterdag
  • januari
Ook een historische periode krijgt geen hoofdletter.
  • renaissance
  • prehistorie

Slide 20 - Tekstslide

Regel 6: religieuze en culturele begrippen
Heilige begrippen wel een hoofdletter.
  • God
  • Bijbel
Godsdiensten en culturele stromingen en woorden die daarvan zijn afgeleid krijgen geen hoofdletter.
  • jodendom
  • humanisme
  • jood

  • God
  • Bijbel

Slide 21 - Tekstslide

2: namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Elisabeth Sarah Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 22 - Tekstslide

2: namen van personen
Is er geen voornaam of voorletter, dan krijgt het tussenvoegsel wel een hoofdletter.
  • meneer De Vries
Bij een tweede achternaam krijgt het tussenvoegsel geen hoofdletter.
  • mevrouw Van de Ven - de Vries 

Slide 23 - Tekstslide

3: namen van organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 24 - Tekstslide

3: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Eindhoven
  • Amerikaanse president
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • De Franse Fransman spreekt Frans
  • Limburgs dialect

Slide 25 - Tekstslide

3: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij een windstreek gebruik je geen hoofdletter.
  • Er komt vandaag een noordelijke wind.
Als de windstreek onderdeel is van een naam, gebruik je wel een hoofdletter.
  • Noordelijke IJszee

Slide 26 - Tekstslide

3: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Als je met de windstreek een cultureel, economisch of politiek gebied bedoelt, schrijf je een hoofdletter.
  • In het Nabije Oosten is de situatie erg gespannen.
  • Arme landen krijgen steun van het Westen.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Boek
Wat?
Blz. 37 - 38 - 38 - 39 
Opdracht 1 - 2 - 3 - 5 - 7 
Hoe?
Zelfstandig 
Hoe lang?
20 minuten 
Resultaat?
Huiswerk af 
Klaar?
Kopie opdr. 6 halen + maken

Slide 30 - Tekstslide

Wat vond je van de les?
Wat gaat er goed? 
Wat moet er anders? 

Slide 31 - Tekstslide