P2 BJ week 1 paragraaf 5.1 - 5.2 -5.3

Verhoudingen Hoofdstuk 5
Paragraaf 5.1 t/m 5.3
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Verhoudingen Hoofdstuk 5
Paragraaf 5.1 t/m 5.3

Slide 1 - Tekstslide

Digitaal/op afstand

Slide 2 - Tekstslide

Spelregels 
Spelregels 
Telefoons zitten in je tas en staan op stil
Er mag NIET gegeten worden in het lokaal
We hebben respect voor en geduld met elkaar
Zorg dat je op tijd bent voor de les. Is de deur van het lokaal dicht...... dan mag je er niet meer in
Zorg dat je altijd je boeken/laptop bij je hebt
Er mag alleen water gedronken worden in de les
Zorg dat je altijd pen, papier en je rekenmachine bij je hebt

Slide 3 - Tekstslide

  Hoofdstuk 5     Verhoudingen
5.1 Verhoudingen
5.2 Verhoudingstabellen
5.3 Verhoudingstabellen met 
tussenstap
5.4 Vergelijken met verhoudingstabellen
5.5 Verhoudingen en schaal
5.6 Gemengde opdrachten

Slide 4 - Tekstslide

Lesweek 1
Oneven les week  09 november - 15 november


Online lessen :
Iedereen aanwezig

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je herkent verhoudingen die gelijk zijn aan elkaar.
  • Je kunt verhoudingentaal omzetten in rekentaal en andersom.
  • Je kan rekenen met verhoudingstabellen
  • Je kan samengestelde eenheden omrekenen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Ruud maakt specie en mengt 5 delen cement met 15 delen zand. Wat is de kleinste verhouding cement : zand?
A
5:15
B
15:5
C
1:3
D
3:1

Slide 8 - Quizvraag

Uitleg
Verhoudingen worden op verschillende manieren genoteerd. ‘2 van de 5’, ‘2 per 5’ en ‘2 op de 5’ betekenen hetzelfde. Je neemt 2 delen van het één en 3 delen van het ander.

In totaal krijg je 5 delen. Bij ‘2 staat tot 5’ (2 : 5), neem je 2 delen van het één en 5 delen van het ander. Je krijgt dan in totaal 7 delen.

Slide 9 - Tekstslide

De verhouding 3 : 12 hoort bij...
A
1:3
B
3:4
C
1:4
D
1:5

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Sla maken :
Om slasaus te maken, meng je azijn en slaolie in de verhouding 1 staat tot 3. Je schrijft dit als 1 : 3.
Je mengt 1 lepel azijn met 3 lepels slaolie. Aan de volgorde van de getallen en woorden kun je zien welk getal bij welk woord hoort.
Meng je 4 lepels azijn met 12 lepels slaolie dan is de verhouding ook 1 : 3.
De verhouding 4 : 12 is gelijk aan de verhouding 1 : 3. Verhoudingen worden met gehele getallen genoteerd. Bij dit voorbeeld is 1 : 3 de kleinste verhouding.

Slide 13 - Tekstslide

Sla maken (2) :

Slide 14 - Tekstslide

In een bos rozen zitten 10 gele en 4 roze rozen. Dana wil een bos maken met 30 gele rozen. De verhouding blijft gelijk.
Hoeveel roze rozen moet zij pakken?
A
8
B
12
C
30
D
34

Slide 15 - Quizvraag

Uitleg :

Slide 16 - Tekstslide

Reken uit :

Slide 17 - Tekstslide

Hoeveel eieren heb ik nodig, als ik 4 appelcakes wil bakken?

A
4
B
8
C
12
D
16

Slide 18 - Quizvraag

Reken uit :
Voor 12 taartpunten heb je nodig :
60 gram boter
- 250 ml slagroom
- 200 gr crème freche
- blikje fruit (430 gr)
- 450 ml water

Slide 19 - Tekstslide

Hoeveel gram boter zit er in 1 taartpunt ongeveer?
A
60 gram
B
5 gram
C
10 gram
D
1 gram

Slide 20 - Quizvraag

1750 mensen hebben een eigen huis. 750 daarvan, hebben een eigen tuin.
Welk deel is dat?
A
3 op de 6
B
3 op de 7
C
1 op de 2
D
3 op de 8

Slide 21 - Quizvraag

Reken uit :

Slide 22 - Tekstslide

Hoeveel moet Petra betalen?
A
€ 70,-
B
€ 50,-
C
€ 40,-
D
€ 60,-

Slide 23 - Quizvraag

Maken
Klik op de onderstaande link :
- Maak deze opdracht.

H5.1 t/m 5.3

Slide 24 - Tekstslide

Zijn er nog vragen?

Slide 25 - Tekstslide

Tot volgende les!

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Zijn er nog vragen?

Slide 28 - Tekstslide

Einde les.

Slide 29 - Tekstslide