2V Periode 4 (24-25)

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

2V Periode 4 (24-25)

(1)Programa

1. Inzagemoment PW U5&6

2. Start Unidad 7

3. Los meses

4. Perfecto

5. Deberes

Inzagemoment

Ga naar alkwin.remindotoets.nl

Inzagemoment is geopend --> Klik op het oogje! 

Toetsing

PW Unidad 7+8 (2x, toetsweek)

Lees + luister

Voca Unidad 7 81-90 NL-SP

Voca Unidad 8 1-90 NL-SP

Hay - Estar - Ser (vervoeg en verschil)

Wederkerende werkwoorden (reg + onreg)

Regelmatige ww

Onreg ww (tener, querer, venir, cerrar, jugar, dormir, hacer, ir, SALIR + VOLVER)

Gustar + Doler

Perfecto (reg + onreg)

Voorzetsels (a, de, por, para, con, en)

Mucho/ muy

MO Unidad 1 tm 7 (2x)  

SO voca Unidad 7+8 (2x, containercijfer)

Voca Unidad 7 1-90 NL-SP

Voca Unidad 8 1-90 NL-SP

00:28

Welke datum is het?

1. 7 juli
2. 7 juni
3. 6 juli
4. 6 juni

01:17

Noche vieja

(oudjaarsavond)

Año nuevo

(nieuwjaar)

Diciembre

Enero

01:41

¿Cuándo es el día de San Valentín?
(de veertiende van februari)

02:01

"Maart" in het Spaans...

02:23

Enero

Febrero

Marzo

Abril

Januari

Februari

Maart

April

02:42

Vertaal:
de vijfde van mei

03:57

Juni

Juli

September

Augustus

Julio

Junio

Agosto

Septiembre

04:13

Vertaal:
de twaalfde van oktober

04:31

¿Cuándo es el Día de los Muertos?

1. El 1 de noviembre
2. El 2 de diciembre
3. El 2 de octubre
4. El 2 de noviembre

04:51

¿Cómo se llama el último mes del año?

05:27

Januari

Februari

Maart

April

Mei

Juni

Juli

Augustus

September

Oktober

November

December

Enero

Febrero

Marzo

Abril

Mayo

Junio

Julio

Agosto

Septiembre

Octubre

Noviembre

Diciembre

m

a

a

n

d

a

g

d

i

n

s

d

a

g

w

o

e

n

s

d

a

g

d

o

n

d

e

r

d

a

g

v

r

i

j

d

a

g

z

a

t

e

r

d

a

g

z

o

n

d

a

g

  lunes

martes

miércoles

viernes

sábado

domingo

jueves

Vocabulario

Los meses

Blz 72, ej 1 & 2

AR - ADO            ER/IR - IDO

Perfecto (uitzonderingen)

romper    --> roto

abrir        --> abierto

escribir    --> escrito

poner      --> puesto

ver           --> visto

decir        --> dicho

volver      --> vuelto

hacer       --> hecho

freír         --> frito

morir       --> muerto

ser           --> sido

ir              --> ido

zet de laatste drie uitzonderingen erbij in je boek. Pag 65

Verbuga Spaans

Werkwoorden:                                                                     Tijden:

Allemaal + Regelmatig                                                     (Pretérito) Perfecto

Deberes

Voca Unidad 7 blz 108 NL-SP

1-10

(2)Programa

1. Controlamos los deberes
2.  Voca
3. Verbos reflexivos
4. MO
5. Deberes

Controlamos los deberes

Voca Unidad 7 blz 108-109 NL-SP

1-10

De jaargetijden

la primavera

el verano

el otoño

el invierno

Zomer

1. Primavera
2. Invierno
3. Verano
4. Otoño

Lente

1. Otoño
2. Invierno
3. Verano
4. Primavera

¿Cuál es el orden de las estaciones?
Wat is de volgorde van de jaargetijden?

1. Primavera, verano, otoño, invierno
2. Invierno, verano, otoño, primavera
3. Otoño, primavera, invierno, verano
4. Verano, primavera, invierno, otoño

enero

julio

abril

junio

octubre

Sleep de Spaanse woorden naar de Nederlandse betekenis.

s'ochtends

maandag

dinsdag

woensdag

donderdag

vrijdag

het weekend

zaterdag

zondag

por la mañana

el fin de semana

lunes

martes

miércoles

jueves

viernes

sábado

domingo

Voca

Los meses y animales

Blz 73, ej 3, 4, 5, 6, 7

Ej 5

Ej 7 (1)

Ej 7 (2)

Ej 7 (4)

Ej 7 (3)

Ej 4

Wederkerende WW

Herken je aan:

SE wat achter het werkwoord staat!

Stap 1: Haal SE van het ww af

Stap 2: Vervoeg SE naar de persoon waarin je praat (me, te, se, nos, os, se)

Stap 3: Vervoeg het -ar -er -ir ww op de regelmatige manier

Onregelmatige Wederkerende ww

Stap 1: Haal SE van het ww af

Stap 2: Vervoeg SE naar de persoon waarin je praat (me, te, se, nos, os, se)

Stap 3: Vervoeg het -ar -er -ir ww --> let op de onregelmatigheden!!!! (klinkerwisseling + 1e p)

Blz 74, ej 1

Wederkerende ww

Schrijf op:

1. Hoe laat je doucht (ducharse)

2. Hoe laat je naar bed gaat (acostarse)

3. Waar je bent gaan zitten (sentarse)

4. Welke schoenen je hebt aangetrokken (ponerse)

5. Hoe laat je je aangekleed hebt (vestirse)

Mondeling

- In tweetallen

- Ken zowel de vraag als het antwoord ;)

- Ongeveer 10 minuten

- Individueel cijfer

- Weging 2

1. Groeten

2. Hoe heet je?

3. Aangenaam.

4. Hoe gaat het?

5. A. Waar woon je?

B. Is het een dorp/stad?

C. Waar ligt dat?

D. Is er een bioscoop in deze stad / dit dorp?

6. Wat is je telefoonnummer?

7. Wat is je e-mailadres?

8. Heb je broertjes of zusjes? Zo ja, ...

9. Heb je huisdieren? Zo ja, welke?

 

10. Hoe oud ben je?

11. Wanneer ben je jarig?

12. Hoe ziet jouw huis eruit? (min 3 pt noemen)

13. Hoe laat is het?

14. Wat vind je leuk/ lekker? (noem 1 gerecht + 1 hobby)

15. Wat vind je niet leuk/ lekker? (noem 1 gerecht + 1 hobby)

16. Wat is je favoriete vak?

17. Welk vak vind je helemaal niet leuk?

18. Tot ziens!

Gimkit - wederkerende ww

Klik HIER

Deberes

Voca Unidad 7 blz 108 NL-SP

1-20

(3) Programa

1. Controlamos los deberes
2.  Verbos reflexivos
3. Leer
4. MO
5. Deberes

Controlamos los deberes

Voca Unidad 7 blz 108-109 NL-SP

1-20

Vul de juiste vervoeging in:
Nosotros____(levantarse) a las siete y media.

1. levantamos
2. nos levantamos
3. levantáis
4. os levantamos

Vul de juiste vervoeging in:

Yo siempre____(ducharse) a las ocho.

1. ducho
2. se ducho
3. me ducho
4. duchas

Vul de juiste vervoeging in:

Tú ____(acostarse) tarde.

1. acuestas
2. acostas
3. te acostas
4. te acuestas

Vul de juiste vervoeging in:
¿Cómo_________(llamarse) vosotros?

Vul de juiste vervoeging in:
¿Dónde ____(sentarse -ie) Juan?

levantarse, yo

lavarse, ellos

despertarse -ie, él

llamarse, tú

vestirse -i, nosotros

acostarse -ue, Pepe

ducharse, Carmen

Ik begrijp de wederkerende werkwoorden...

1. Muy bien
2. Bien
3. Regular
4. Mal

Onregelmatige Wederkerende ww

Stap 1: Haal SE van het ww af

Stap 2: Vervoeg SE naar de persoon waarin je praat (me, te, se, nos, os, se)

Stap 3: Vervoeg het -ar -er -ir ww --> let op de onregelmatigheden!!!! (klinkerwisseling + 1e p)

Trabajamos

Blz 74, ej 2 & 3 

Ejercicio 2

1. bañarse

2. lavarse

3. levantarse

4. sentarse -ie

5. ducharse

6. acostarse -ue

7. vestirse -i

8. ponerse

9. lavarse

10. bañarse

Comunicación

Leer

Blz 76, ej 1, 2, 3, 4

Mondeling

- In tweetallen

- Ken zowel de vraag als het antwoord ;)

- Ongeveer 10 minuten

- Individueel cijfer

- Weging 2

1. Groeten

2. Hoe heet je?

3. Aangenaam.

4. Hoe gaat het?

5. A. Waar woon je?

B. Is het een dorp/stad?

C. Waar ligt dat?

D. Is er een bioscoop in deze stad / dit dorp?

6. Wat is je telefoonnummer?

7. Wat is je e-mailadres?

8. Heb je broertjes of zusjes? Zo ja, ...

9. Heb je huisdieren? Zo ja, welke?

 

10. Hoe oud ben je?

11. Wanneer ben je jarig?

12. Hoe ziet jouw huis eruit? (min 3 pt noemen)

13. Hoe laat is het?

14. Wat vind je leuk/ lekker? (noem 1 gerecht + 1 hobby)

15. Wat vind je niet leuk/ lekker? (noem 1 gerecht + 1 hobby)

16. Wat is je favoriete vak?

17. Welk vak vind je helemaal niet leuk?

18. Tot ziens!

Deberes

Voca Unidad 7 blz 108 NL-SP

1-30

(4) Programa

1.  Controlamos los deberes
2. La hora
3. Verbos irregulares
4. Comunicación
5. MO
6. Deberes

Controlamos los deberes

Voca Unidad 7 blz 108-109 NL-SP

1-30

Klokkijken

De Spaanse klok

Linkerhelft

Rechterhelft

Menos - Min

Y  - En

7:45

8 uur min een kwartier

&:03

7 uur en drie minuten

Hoe laat is het?

Vragen/preguntar:?

Het antwoord: 

Hoe laat is het?= Qué hora es?

Om hoe laat..? = A qué hora?

Het is 1 uur = Es la una.

Het is 2-12 uur = Son las dos, tres etc.

Om 1 uur = A la una

Om 2-12 uur = A las dos, tres, etc.

Vamos a Practicar...

¿Listos?

¿Qué hora es?

Son las siete y media

Son las nueve (en punto) 

  

Es la una (en punto) 

 

  

Son las seis menos cuarto

Son las cuatro y media

 

Son las siete menos cuarto

¿Qué hora es?
14:10

¿Qué hora es?
19:30

¿Qué hora es?
13:00

¿Qué hora es?
20:35

zet in de juiste volgorde

¿_______

_______

_______

_______?

levantas

a qué

te

hora

La hora - Vertaal

1. Om 8:05 sta ik op (levantarse)
2. Om 9:15 douche jij (ducharse)
3. Om 10:25 ontbijten wij (desayunar)
4. Om 11:45 kleed zij zich aan (vestirse -i)
5. Om  13:01 lunchen jullie (almorzar - ue)
6. Om 16:30 doen zij schoenen aan (ponerse las zapatillas)
7. Om 21:32 ga ik naar bed (acostarse -ue)

La hora - ANTWOORDEN

1. A las ocho y cinco me levanto
2. A las nueve y cuarto te duchas
3. A  las diez y veinticinco desayunamos
4. A las doce menos cuarto se viste 
5. A la una y uno almorzáis
6. A las cuatro y media se ponen las zapatillas
7. A las diez menos veintiocho me acuesto

Cerrar

Ken je al

Nieuw

Verbos irregulares

Blz 75 

ej 6, 7

	Salir	Volver
Yo	Sal g o	V ue lvo
Tú	Sales	V ue lves
Él/ Ella/ Ud.	Sale	V ue lve
Nosotros	Salimos	Volvemos
Vosotros	Salís	Volvéis
Ellos/ Ellas/ Uds.	Salen	V ue lven

Comunicación

Blz 77

 ej 5, 6, 7

Mondeling

- In tweetallen

- Ken zowel de vraag als het antwoord ;)

- Ongeveer 10 minuten

- Individueel cijfer

- Weging 2

1. Groeten

2. Hoe heet je?

3. Aangenaam.

4. Hoe gaat het?

5. A. Waar woon je?

B. Is het een dorp/stad?

C. Waar ligt dat?

D. Is er een bioscoop in deze stad / dit dorp?

6. Wat is je telefoonnummer?

7. Wat is je e-mailadres?

8. Heb je broertjes of zusjes? Zo ja, ...

9. Heb je huisdieren? Zo ja, welke?

 

10. Hoe oud ben je?

11. Wanneer ben je jarig?

12. Hoe ziet jouw huis eruit? (min 3 pt noemen)

13. Hoe laat is het?

14. Wat vind je leuk/ lekker? (noem 1 gerecht + 1 hobby)

15. Wat vind je niet leuk/ lekker? (noem 1 gerecht + 1 hobby)

16. Wat is je favoriete vak?

17. Welk vak vind je helemaal niet leuk?

18. Tot ziens!

Deberes

Voca Unidad 7 blz 107 NL-SP

1-40

1. Groeten (+ antwoord)

2. Hoe heet je? (+ antwoord)

3. Aangenaam (+ antwoord)

4. Hoe gaat het? (+ antwoord)

5A. Waar woon je? (+ antwoord)

5B. Is het een dorp/stad? (+ antwoord)

5C. Waar ligt dat? (+ antwoord)

5D. Is er een bioscoop in deze stad / dit dorp? (+ antwoord)

6. Wat is je telefoonnummer? (+ antwoord)