1.2 elektriciteit in huis

Elektriciteit inhuis
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Elektriciteit inhuis

Slide 1 - Tekstslide

Huisinstallatie

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Elektriciteitsdraden
  • Fasedraad (230Volt)
  • Nuldraad 
  • Aardedraad (verbonden met metalen pin in de grond)
  • Schakeldraad (draad van schakelaar naar bv. lamp)

Slide 5 - Tekstslide

Welke draad kun je beter niet vastpakken?
A
Aardedraad
B
nuldraad
C
fasedraad

Slide 6 - Quizvraag

De spanning van het lichtnet is .......
A
U= 12 V
B
U= 230 V
C
U= 9 V
D
U = 1,5 V

Slide 7 - Quizvraag

Kortsluiting

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Randaarde

Slide 10 - Tekstslide

Randaarde
In de wasmachine hiernaast is een lek ontstaan. De elektrische snoeren maken via het water contact met de buitenkant van de wasmachine. Een persoon die hem aanraakt verbindt de wasmachine met de aarde en er gaat een stroom door de man lopen.

Slide 11 - Tekstslide

Dubbele isolatie
De binnenkant van een apparaat is elektrisch gescheiden van de buitenkant.

Slide 12 - Tekstslide

Stroomsterkte is een...
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 13 - Quizvraag

Eenheid van stroomsterkte
A
Ampere (A)
B
Wattage (W)
C
Volt (V)

Slide 14 - Quizvraag

Wat voor schakeling zie je hier?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling

Slide 15 - Quizvraag

Wat voor schakeling zie je hier?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling

Slide 16 - Quizvraag

Hoe staan lampje 1 en 2 met elkaar geschakeld?
A
Serie
B
Parallel

Slide 17 - Quizvraag

Hoe staan lampje 1 en 3 met elkaar geschakeld?
A
Serie
B
Parallel

Slide 18 - Quizvraag

Hoe staan de lampjes geschakeld met de batterij?
A
Serie
B
Parallel

Slide 19 - Quizvraag

Uit hoeveel groepen bestaat een huisinstallatie?
A
1 groep
B
meerdere groepen

Slide 20 - Quizvraag

Hoe is de huisinstallatie geschakeld?
A
In serie
B
Parallel

Slide 21 - Quizvraag

Hoe groot is de totale stroomsterkte in de deze schakeling?

Slide 22 - Open vraag

Over elk lampje staat een spanning van 2V. Hoeveel Volt aan spanning geeft de batterij?

Slide 23 - Open vraag

de stroomsterkte door lampje 2,3 en 4 gaat 3A aan stroom. Hoeveel stroom geeft de batterij?

Slide 24 - Open vraag

Over elk lampje staat een spanning van 2V. Hoeveel Volt aan spanning geeft de batterij?

Slide 25 - Open vraag

Welke zekering kun je maar één keer gebruiken?
A
Elektrische zekering
B
Smeltveiligheid

Slide 26 - Quizvraag

In een serieschakeling mag je de stroomsterkte bij elkaar optellen.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 27 - Quizvraag

In een parallelschakeling mag je alle stroomsterkte niet bij elkaar optellen.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 28 - Quizvraag

Hoe bereken je de stroomsterkte in een parallelschakeling
Door de stroomsterkte uit alle takken
A
Bij elkaar op te tellen
B
te delen delen door elkaar
C
Van elkaar af te trekken
D
met elkaar te vermenigvuldigen

Slide 29 - Quizvraag

Hoe heet deze soort schakeling?
A
Serie/parallel schakeling
B
Gemengde schakeling
C
Gecombineerde schakeling

Slide 30 - Quizvraag

Bij kortsluiting word dan het aantal voltage (V) te groot of het aantal Ampère (A)
A
Voltage (V) (dus stroom)
B
Ampère (A) (dus stroomsterkte)

Slide 31 - Quizvraag

Bij overbelasting van een groep: word de totale stroomsterkte te groot, dus moet de groep te veel stroom verwerken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Wat voor polen bevat een Batterij?
A
Een noord-pool en een zuid-pool.
B
Een plus-pool en een min-pool.

Slide 33 - Quizvraag

Eenheid van Vermogen is.
A
Watt (W)
B
Ampere (A)
C
Volt (V)

Slide 34 - Quizvraag

Formule van vermogen is
A
vermogen (P) = spanning (U) / stroomsterkte (I)
B
vermogen (P) = spanning (U) x stroomsterkte (I)
C
vermogen (P) = spanning (U) + stroomsterkte (I)
D
vermogen (P) = spanning (U) - stroomsterkte (I)

Slide 35 - Quizvraag

Een fietslampje heeft een spanning van 8 V en een stroomsterkte van 0,5A.
Wat is het Vermogen van het fietslampje.
A
16 W
B
8 W
C
24 W
D
4 W

Slide 36 - Quizvraag

Het energieverbruik kun je meten.
In welke eenheid meet je energieverbruik?
A
A
B
kWh
C
V
D
W

Slide 37 - Quizvraag

Aan het begin van het jaar was de stand van de kWh-meter 15000 kWh aan het einde van het Jaar 19600 kWh. Hoeveel heeft het gezin moeten betalen aan elektrische energie?
1 kWh is 25 cent.
A
4600 euro
B
1150 euro
C
2300 euro
D
18400 euro

Slide 38 - Quizvraag

als je deze stekker in het stopcontact
steekt valt de stroom uit.
Wat is er gebeurd?
A
elektriciteitsdraden zijn gesmolten
B
de aardlekschakelaar is uitgeschakeld door kortsluiting
C
er is een zekering doorgebrand/uitgegaan door overbelasting
D
er is een zekering doorgebrand/uitgegaan door kortsluiting

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Video

Slide 41 - Video