Het verschil tussen VOORSTELLING en VORMGEVING

Het verschil tussen
 VOORSTELLING en VORMGEVING
aspecten van de
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Beeldende vormingMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het verschil tussen
 VOORSTELLING en VORMGEVING
aspecten van de

Slide 1 - Tekstslide

VOORSTELLING
aspecten van de

Slide 2 - Tekstslide

Je kijkt eerst: ís er een voorstelling?
Oftewel: stelt het iets voor?

Slide 3 - Tekstslide

Is er een voorstelling?
Stelt het iets voor?

Slide 4 - Tekstslide

Dan is het 'figuratief'.
Je kunt er iets in herkennen.

Slide 5 - Tekstslide

Een figuratieve voorstelling kan zijn: 
1
realistisch


2
gestileerd


3
geabstraheerd


hoe het is gemaakt lijkt net echt
een 'versimpelde' versie
het lijkt bijna abstract maar nog net niet

Slide 6 - Tekstslide

Een realistisch schilderij...
  • is altijd figuratief
  • lijkt 'net echt'
  • plasticiteit, licht en stofuitdrukking zijn vaak belangrijk

Slide 7 - Tekstslide

Een gestileerde voorstelling...
  • is figuratief
  • is een versimpelde versie
  • meestal blijven de belangrijkste vormen en lijnen behouden

Slide 8 - Tekstslide

Een geabstraheerde voorstelling...
  • lijkt bijna abstract maar is het niet
  • het stelt dus wél iets voor
  • het resultaat is half abstract
  • vaak geeft de titel aan wat het voorstelt

Slide 9 - Tekstslide

Is er een voorstelling?
Stelt het iets voor?

Slide 10 - Tekstslide

Dan is het 'abstract' of 'non-figuratief'.
Je kunt er niets in herkennen.

Slide 11 - Tekstslide

Werk zonder voorstelling is: 
abstract / non-figuratief


het stelt niks herkenbaars voor


het gaat puur om de lijnen, vormen 
    en kleuren in het werk


Slide 12 - Tekstslide

VORMGEVING
aspecten van de

Slide 13 - Tekstslide

Bij de vormgeving bekijk je:
  • hoe worden de beeldaspecten toegepast
  • welke materialen worden gebruikt
  • welke technieken worden toegepast

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Gebruikte materialen
Welke materialen zijn er gebruikt zijn om het werk te maken?
Zoals bijvoorbeeld:
klei, hout, steen, verf, marmer, papier, brons, potlood, stof, garen, inkt, karton, houtskool, enz.

Slide 16 - Tekstslide

Een aantal voorbeelden: 
porselein, stof en borduurgaren

Slide 17 - Tekstslide

olieverf op doek

Slide 18 - Tekstslide

papier knipsels

Slide 19 - Tekstslide

vilt 

Slide 20 - Tekstslide

brons

Slide 21 - Tekstslide

Gebruikte technieken
Welke techniek is er, of welke technieken zijn er gebruikt?
Zoals bijvoorbeeld:
tekenen, schilderen, graveren, boetseren, beeldhouwen, etsen, construeren, enz.
Hanteringswijze =
bekijk hóe de materialen zijn toegepast

Slide 22 - Tekstslide

Een voorbeeld:
Materialen: beide olieverf op doek
Techniek: beide zijn geschilderd
Maar de hanteringswijze van de kwast en de verf verschilt!

Slide 23 - Tekstslide

verf is in streepjes aangebracht met een losse 'toets'
verf is aangebracht door spetters en druppels

Slide 24 - Tekstslide

Samenvattend: 
 VOORSTELLING                                                    VORMGEVING
Wat zie je? Is er een voorstelling?
Hoe is het vormgegeven?
Ja er is een herkenbare voorstelling, het is dan dus figuratief
  • realistisch
  • gestileerd
  • geabstraheerd
Nee er is géén voorstelling, het is abstract of non-figuratief
Over welke beeldaspecten kun je wat zeggen:
  • kleur
  • vorm
  • compositie
  • licht
  • ruimte
  • textuur
Welke materialen zijn gebruikt?
Welke technieken zijn toegepast?

Slide 25 - Tekstslide

LET OP: 
Het één sluit het ander niet uit! Er passen altijd meerdere voorstellings- en vormgevingsaspecten bij een kunstwerk. Dit wordt de komende weken nog wel duidelijker.

Slide 26 - Tekstslide