Adverbs & adjectives Lesson 2 03/02

Welcome back!
Zitten volgens Plattegrond! 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome back!
Zitten volgens Plattegrond! 

Slide 1 - Tekstslide

Today
Recap grammar
Adverbs & Adjectives
Exercises workbook

Slide 2 - Tekstslide

Lesson Goals
At the end of the lesson
You know the differences between adverbs and adjectives.
You can recognise when to use adverbs and adjectives.
You can use adverbs and adjectives in exercises. 

Slide 3 - Tekstslide

Adverbs & Adjectives

Slide 4 - Tekstslide

Adjectives
(bijvoeglijk naamwoord)

Worden gebruikt om iets te zeggen over: 
1. Zelfstandig naamwoorden
2. Of om mensen of dingen te beschrijven
Adverbs
(bijwoorden)

Worden gebruikt om iets te  zeggen over:
1. Werkwoorden
2. Bijvoeglijk naamwoorden
3. Andere bijwoorden

Slide 5 - Tekstslide

Examples
1. The green house is my brother's. 
2. The car drove incredibly fast.
3. The sound was incredible.
The sound was incredibly loud.

Slide 6 - Tekstslide

Adverbs vs Adjectives
Van een bijvoeglijk naamwoord (adjective) maak je het bijwoord (adverb) op deze manier: 

Honest - Honestly
Brave - Bravely
Hopeful - Hopefully

Slide 7 - Tekstslide

Adverbs vs Adjectives
Maar er zijn uitzonderingen op de spelling.

Easy - Easily
Scientific - scientifically 
Terrible - Terribly

Slide 8 - Tekstslide

Adverbs vs Adjectives
En dan zijn er bijvoeglijk naamwoorden die helemaal niet de regels volgen. Deze moet je leren.

good - well
fast - fast
long - long
low - low

Slide 9 - Tekstslide

Adverbs vs Adjectives
Na werkwoorden als look, seem, taste, feel, smell en sound gebruik je altijd een adjective (bijvoeglijk naamwoord).

(dit staat nergens in je boek, dus schrijf op!)


Slide 10 - Tekstslide

Instruction
What: identify the adverbs and adjectives
Why: to check if you remember the differences.

Slide 11 - Tekstslide

That car came by fast

Slide 12 - Open vraag

The teacher arrived terribly late for class.

Slide 13 - Open vraag

They have blue doors in the house.

Slide 14 - Open vraag

We could have passed that test easily.

Slide 15 - Open vraag

Her test went really well

Slide 16 - Open vraag

Instruction
What: Decide whether the word is an adverb or an adjective
Why: to check if you remember how they are used.

Slide 17 - Tekstslide

fast
A
adverb
B
adjective

Slide 18 - Quizvraag

terribly
A
adverb
B
adjective

Slide 19 - Quizvraag

late
A
adverb
B
adjective

Slide 20 - Quizvraag

blue
A
adverb
B
adjective

Slide 21 - Quizvraag

easily
A
adverb
B
adjective

Slide 22 - Quizvraag

really
A
adverb
B
adjective

Slide 23 - Quizvraag

well
A
adverb
B
adjective

Slide 24 - Quizvraag

Instruction
What: Assignments: 
• Reading blz. 156-159 
• Listening blz. 154-155 

How: alone or in duos
How long: 15 minutes
Why: to check if you have understood the grammar recap.
Done: Study the theme words (write them down, so you can show me). 

Slide 25 - Tekstslide

Even blijven zitten
- Ylana 
- Yenna
- Liv 
- Caitlyn

Slide 26 - Tekstslide

See you
tomorrow

Slide 27 - Tekstslide