4H H19H20 arg. en schrijfopdracht betoog

4 havo - 17 maart
  • Journaal
  • criteria voor het schrijven van een betoog
  • ten minste drie geschikte artikelen zoeken
  • bouwplan maken
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 50 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

4 havo - 17 maart
  • Journaal
  • criteria voor het schrijven van een betoog
  • ten minste drie geschikte artikelen zoeken
  • bouwplan maken

Slide 1 - Tekstslide

succescriteria voor het schrijven van een betoog

Slide 2 - Tekstslide

Waar moet een goed betoog aan voldoen?
Ik kan:
• het betoog indelen in een inleiding, kern en slot;
• in de inleiding de aandacht van de lezer trekken en het onderwerp introduceren;
• in het middenstuk overtuigende argumenten benoemen die aansluiten bij mijn
standpunt;
• de argumenten ondersteunen met subargumenten uit bronnen die aansluiten bij het
betreffende argument;
• het tegenargument overtuigend weerleggen en ondersteunen met subargumenten uit
bronnen;

Slide 3 - Tekstslide

succescriteria
• in het slot het standpunt herhalen, een samenvatting van de belangrijkste argumenten
en een pakkende uitsmijter geven;
• de tekst afstemmen op doel en publiek;
• op een correcte manier bronnen citeren en parafraseren;
• op een correcte manier verwijzen naar bronnen

Slide 4 - Tekstslide

Aan de slag:
Zoek drie geschikte artikelen voor jullie betoog.
Maak een bouwplan

Slide 5 - Tekstslide

THEORIE: MIDDENSTUK [37]
  • In het middenstuk ga je de deelonderwerpen bespreken;
  • Het middenstuk bestaat uit 4 alinea's: 3 argumenten voor en 1 argument tegen met een weerlegging;
  • Let op: je gaat de lezer overtuigen van het standpunt;

  • ALINEA'S
  • Per alinea bespreek je één deelonderwerp: het argument waarmee je het standpunt krachtiger maakt;
  • Een alinea heeft een kernzin (het argument);
  • Geef uitleg/toelichting bij deze kernzin.
  • Denk aan de signaalwoorden [32 t/m 34]

Slide 6 - Tekstslide

THEORIE: MIDDENSTUK
ARGUMENTEN

Slide 7 - Tekstslide

THEORIE (VOORBEELD)
  • HOOFDGEDACHTE: De snelwegverlichting moet 's nachts uit.
  • ARGUMENTEN MIDDENSTUK:
  • Argument 1 voor Mevrouw Vlug (Staatsbosbeheer) -> Dit is een goed idee want, het gaat hier om het verlies van duisternis in natuurgebieden .....,
  • Dit argument gaan jullie in de alinea vervolgens verder uitwerken;

  • Argument 3 tegen + weerlegging Dhr. Lichtjes (voorzitter van de VVN) -> Uit onderzoek is gebleken dat weggebruikers zich veiliger voelen als de wegen verlicht zijn........maar,......
  • Ook dit argument verder uitwerken.

Slide 8 - Tekstslide

LET OP! In een alinea schrijf je de zinnen achter elkaar door!

:-(

Klimaatverandering is een van de grootste bedreigingen voor de natuur.

IJskappen smelten en woestijnen rukken op.

Het zeeniveau is de afgelopen honderd jaar vijfentwintig centimeter gestegen.

In sommige gebieden hebben planten en dieren niet genoeg tijd zich aan te passen.

_________________________________________________________________________

:-)

Klimaatverandering is een van de grootste bedreigingen voor de natuur. IJskappen smelten en woestijnen rukken op. Het zeeniveau is de afgelopen honderd jaar vijfentwintig centimeter gestegen.  In sommige gebieden hebben planten en dieren niet genoeg tijd zich aan te passen.


Slide 9 - Tekstslide

ALINEA'S VERBINDEN [32 t/m 34]
  • Zorg ervoor dat je de alinea's met signaalwoorden/verwijswoorden aan elkaar verbindt. Dit is erg belangrijk, want op die manier wordt de tekst een logisch geheel.

Middenstuk: 

  • Alinea 3: Allereerst blijkt uit onderzoek dat ...
  • Alinea 4: Ten tweede is aangetoond door....dat...
  • Alinea 3: Jos Bos van de Plastic Soup Foundation is het hier helemaal niet mee eens...

     maar hij...

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Hoe formuleer je sterke argumenten

Slide 12 - Tekstslide

debatteren
Hoe bedenk je goede argumenten?
AUB: Argument: - Uitleg - Voorbeeld
SExI: State - Explain - Illustrate

Slide 13 - Tekstslide

Een sterk argument bestaat uit meer dan één zin.
Duidelijke structuur is dus nodig (voor spreker en luisteraar).
Argumenten komen dan  beter over en zijn dan dus overtuigender.

Slide 14 - Tekstslide

SExI - model
State: Vat in een korte zin je argument samen
Explain: Leg je argument uit. Beantwoord hiervoor twee vragen:
a. Waarom klopt je argument?
b. Waarom is je argument belangrijk?

Illustrate: Geef een voorbeeld, feit of statistiek dat je argument sterker maakt.

Slide 15 - Tekstslide

Bijvoorbeeld
Stelling: 

Leerlingen die gemiddeld een 7 staan, moeten vrijstellingen van lessen kunnen krijgen.

Slide 16 - Tekstslide

State
Deze leerlingen beheersen de lesstof ruim voldoende en gaan zich daarom vervelen tijdens de les. Het lestempo is te traag voor hen, ze kunnen beter zelfstandig aan de lesstof werken.

Slide 17 - Tekstslide

Explain
a. Waarom klopt het?
Deze leerlingen zijn sneller klaar als ze zelfstandig werken en hun eigen tempo kunnen aanhouden.
b. Waarom is het belangrijk?
Zo houden ze meer vrije tijd over die ze kunnen besteden aan vakken waar ze moeite mee hebben.

Slide 18 - Tekstslide

Illustrate
Als een leerling in twintig minuten zelfstandig grammatica kan leren, hoeft hij daar niet vijftig minuten voor in de les te zitten.

Slide 19 - Tekstslide

debat
Wat is een debat?

Slide 20 - Tekstslide

Het debat
Sprekers krijgen in een debat de tijd om hun mening toe te lichten. 
Het doel van een debat is om het publiek/de jury te 
  • overtuigen.
Het gaat dan niet om wie gelijk heeft, maar om wie het beste zijn mening kan 
  • onderbouwen.
Een debat is een discussie met regels:

Slide 21 - Tekstslide

Verschil debat en discussie
Debat
Discussie
Begin en eind is afgesproken
Vindt spontaan plaats
Onderwerp staat vast
Onderwerp spontaan gekozen
Volgens vaste regels
Vrije vorm
Deelnemers bekend
Iedereen kan deelnemen
Mening staat vast
Mening kan veranderen
Een derde partij overtuigen
Elkaar overtuigen

Slide 22 - Tekstslide

korte documentaire
'De nieuwe nicotineverslaafden'

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

twee standpunten
1. Vapen mag, e-sigaretten moeten legaal te verkrijgen zijn.

2. Vapen moet bij wet verboden worden.

Slide 25 - Tekstslide

Het debat in de klas
Heeft twee partijen:
  • voorstanders 
  • tegenstanders

Terwijl twee teams debatteren, hebben de anderen ook een rol:

  • jurylid/observator

Slide 26 - Tekstslide

Debatregels
  • Beide partijen hebben eigen spreekbeurten.
  • De tijdwaarnemer houdt dit scherp in de gaten. De spreker moet zich aan de tijd houden.
  • Beide partijen spreken altijd via de juryvoorzitter, nooit direct tot de opponent.
  • De jury beslist wie het meest overtuigend was en wie dus heeft gewonnen.

Slide 27 - Tekstslide

De opbouw van ons debat  
2:00 - Openingsspeech voorstanders
2:00 - Openingsspeech tegenstanders
6:00 - Open ronde; reageren op elkaar 
1:30 -  Voorbereiding: overleggen over de conclusie 
2:00 - Slotspeech tegenstanders
2:00 - Slotspeech voorstanders 

Slide 28 - Tekstslide

Opstelling

Slide 29 - Tekstslide

Openingsspeech
  • Stelling inleiden (voor)
  • Argumenten voor de stelling uitleggen 
Slotspeech
  • samenvatten belangrijkste meningsverschillen 
  • uitleggen waarom jullie het 'meest' gelijk hebben! 

Slide 30 - Tekstslide

2:00 - Openingsspeech voorstanders 
2:00 - Openingsspeech tegenstanders
6:00 - Open ronde; reageren op elkaar
1:30 - Voorbereiding: overleggen over de conclusie 
2:00 - Slotspeech tegenstanders
2:00 - Slotspeech voorstanders 
timer
2:00

Slide 31 - Tekstslide

2:00 - Openingsspeech voorstanders 
2:00 - Openingsspeech tegenstanders
6:00 - Open ronde; reageren op elkaar
1:30 - Voorbereiding: overleggen over de conclusie 
2:00 - Slotspeech tegenstanders
2:00 - Slotspeech voorstanders 
timer
2:00

Slide 32 - Tekstslide

2:00 - Openingsspeech voorstanders 
2:00 - Openingsspeech tegenstanders
6:00 - Open ronde; reageren op elkaar
1:30 - Voorbereiding: overleggen over de conclusie 
2:00 - Slotspeech tegenstanders
2:00 - Slotspeech voorstanders 
timer
6:00

Slide 33 - Tekstslide

2:00 - Openingsspeech voorstanders 
2:00 - Openingsspeech tegenstanders
6:00 - Open ronde; reageren op elkaar
1:30 - Voorbereiding: overleggen over de conclusie 
2:00 - Slotspeech tegenstanders
2:00 - Slotspeech voorstanders 
timer
1:30

Slide 34 - Tekstslide

2:00 - Openingsspeech voorstanders 
2:00 - Openingsspeech tegenstanders
6:00 - Open ronde; reageren op elkaar
1:30 - Voorbereiding: overleggen over de conclusie 
2:00 - Slotspeech tegenstanders
2:00 - Slotspeech voorstanders 
timer
2:00

Slide 35 - Tekstslide

2:00 - Openingsspeech voorstanders 
2:00 - Openingsspeech tegenstanders
6:00 - Open ronde; reageren op elkaar
1:30 - Voorbereiding: overleggen over de conclusie 
2:00 - Slotspeech tegenstanders
2:00 - Slotspeech voorstanders 
timer
2:00

Slide 36 - Tekstslide

H20 'argumentatiestructuren'

Slide 37 - Tekstslide

feiten en aanvaardbaarheid
Wanneer je een feitelijk argument op waarde wilt schatten, heb je kennis van het onderwerp dat centraal staat nodig.
Parate kennis is handig - weten welke betrouwbare bronnen je kunt raadplegen ook.

Slide 38 - Tekstslide

voorbeeld
Grote steden moeten strenge milieuzones instellen, want dieselmotoren leveren de grootste bijdrage aan de slechte luchtkwaliteit. - makkelijk te controleren

Het is logisch dat topfuncties vooral bekleed worden door mannen, want mannen zijn competitiever dan vrouwen.
- lastig te contoleren

Slide 39 - Tekstslide

niet-feiten en aanvaardbaarheid
Waarderende uitspraken zijn lastiger te beoordelen. Ze hebben in een betoog meer uitleg nodig en vereisen ook argumenten die hun aanvaardbaarheid ondersteunen.

.....want goede gezondheidszorg moet voor iedereen toegankelijk zijn.
.....want dieren moet je goed behandelen.

Slide 40 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Slide 41 - Tekstslide

Argumentatiestructuren H20
  • Enkelvoudige argumentatie = één standpunt en één argument
  • nevenschikkende argumentatie = één standpunt en meerdere argumenten - afhankelijk/onafhankelijk
  • onderschikkende argumentatie = een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten 

Slide 42 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie 

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.

Slide 43 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Je lever wordt door alcoholgebruik steeds slechter.

Slide 44 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende onafhankelijke argumentatie 

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 45 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende afhankelijke argumentatie 

Heel Nederland heeft last van het slechte weer.
In Noord-Nederland hadden ze te maken met veel schade door de harde wind.
Terwijl Zuid-Nederland met name te maken had met wateroverlast.

Slide 46 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Combinatie van argumentaties 
Een taxi kost meer dan wanneer je  zelf rijdt.
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Het is duur.
Het is slecht voor je lever.
Met drank op moet je een taxi nemen.

Slide 47 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Stelling: Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
  • Het regende drie dagen onafgebroken. 
  • Een flesje water kostte 5 euro.
  • Het vliegtuig had vertraging. 
  • Het was erg duur. 
  • De hoofdact kwam niet opdagen. 

Zet de stelling met de bijbehorende argumenten in een schema

Slide 48 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
Het vliegtuig had vertraging. 
Het was erg duur. 
De hoofdact kwam niet opdagen.
Een flesje water kostte 5 euro. 
Het regende drie dagen onafgebroken.

Slide 49 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 1,2,3,4 blz. 98

Slide 50 - Tekstslide