woordsoorten 2KGT

Woordsoorten
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nederlands-MeijerMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Woordsoorten benoemen:


Je geeft elk woord in de zin een naam

Slide 2 - Tekstslide

Welke lidwoorden ken je?

Slide 3 - Open vraag



Een werkwoord is iets wat je kunt doen. Alle vervoegingen zijn een werkwoord. Dus niet alleen lopen, maar ook liep of gelopen.

Slide 4 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Open vraag

Zelfstandige naamwoord:

- mensen

- dieren

- planten

- dingen

- namen

Slide 6 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord

Een ZN kun je verkleinen:

dorp - dorpje

Ook steden, namen van landen, straatnamen en rivieren zijn een ZN.

Slide 7 - Tekstslide

Welk woord is een ZN?
A
loopt
B
bewonderen
C
Deurningerstraat
D
hij

Slide 8 - Quizvraag

In welke zin is 'fiets' een ZN?
A
Ik fiets elke dag naar huis.
B
Mijn fiets is gisteren gestolen.

Slide 9 - Quizvraag

Bedenk een BN bij dit plaatje.

Slide 10 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord bij plaatje:

Slide 11 - Open vraag

Voorzetsels:

Voorzetsels zijn vaak korte woordjes. Je kent ze misschien als:


 'kooiwoorden' of 'vakantiewoorden'.

..... de kooi (in, op, onder, achter, naast)


...... het vakantie (voor, na, tijdens)

Maar ook woorden zoals met of naar zijn voorzetsels.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

benoem de woordsoorten: Bianca kocht een leren jasje in de winkel.

Slide 14 - Open vraag

LESDOEL
Jullie kennen de woordsoorten : LW, ZN, WW, BN en VZ
Je kunt deze woorden vanuit een zin benoemen

Slide 15 - Tekstslide