In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Formatieve toets
Hfst 3
Slide 1 - Tekstslide
Het kopen van een spijkerbroek bij de H&M is ...
A
directe ruil
B
indirecte ruil
Slide 2 - Quizvraag
Welke 3 geldfuncties ken je?
Slide 3 - Open vraag
Als geld wordt gebruikt om de waarde van goederen en diensten aan te geven dan is het?
A
een betaalmiddel
B
giraal geld
C
een rekenmiddel
D
chartaal geld
Slide 4 - Quizvraag
Wat is chartaal geld?
A
munten
B
bankbiljetten
C
munten en bankbiljetten
D
giraal geld
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een ander woord voor contant geld?
A
giraal geld
B
chartaal geld
Slide 6 - Quizvraag
Wat is geen spaarmotief?
A
Voorzorg
B
Doel
C
Vakantie
D
Rente
Slide 7 - Quizvraag
Door de inflatie kan ik...
A
meer besteden
B
minder besteden
Slide 8 - Quizvraag
Bereken de enkelvoudige rente na 1 jaar sparen: €1000 op de rekening tegen 2% rente
A
€50,00
B
€60,00
C
€30,00
D
€20,00
Slide 9 - Quizvraag
Bereken de enkelvoudige rente na 2 jaar sparen: €1000 op de rekening tegen 2% rente
A
€40,00
B
€120,00
C
€60,00
D
€100,00
Slide 10 - Quizvraag
Bereken de samengestelde rente na 2 jaar sparen: €1000 op de rekening tegen 2% rente
A
€1040
B
€40
C
€1040,40
D
€40,40
Slide 11 - Quizvraag
Welke redenen (noem er 3) kun je hebben om geld te lenen (leenmotieven)?
Slide 12 - Open vraag
Uit welke twee onderdelen bestaat het termijnbedrag van een lening?
Slide 13 - Open vraag
Noem twee verschillen tussen een persoonlijke lening en een doorlopend krediet?
Slide 14 - Open vraag
Jooske heeft een lening afgesloten van € 6.000,-. De lening betaalt ze in 4 jaar terug. Per maand betaalt ze een termijn van € 140,-. Bereken de kredietkosten van deze lening.