W. 1 Beruf und Ausbildung

• Duits
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

K. 17 Rucksack und Reiseziel

Was machen wir heute?

Week 23 (volgende week) Luistertoets

Week 24 (over 2 weken) Leestoets

Week 26: Proefwerkweek

Proefwerkweekboekje

Kapitel 16

Lernecke tekstboek blz. 16 + 17 helemaal.

Grammatik 1: trappen van vergelijking

Grammatik 2: De voorzetsels in,nach,zu

Grammatik 3: De voorzetsels vor en für

Wörterlisten A und B: twee kanten op leren.

Proefwerkweekboekje

Kapitel 17

Lernecke tekstboek blz. 28 + 29 helemaal.

Grammatik 1: trappen van vergelijking

Wörterliste A + B: twee kanten op leren

+ leestekst 

Was machen wir heute?

1. Examentekst Hören oefenen

2. Examentekst nakijken

3. Online oefenen Grammatica  

HW

Examentekst lesen maken en meenemen.

 S. 56 Grammatik Aufgabe 15.2

S. 59 Grammatik Aufgabe 17.2

HW

S.56, Aufgabe 15.2

S. 59, Aufgabe 17.2

Het doel van dit hoofdstuk

1. Iets vertellen over jouw idool en concerten die je bezoekt;

2. Een interview over idolen begrijpen;

3. Van iemand uit jouw klas een ster maken;

Hausaufgaben

Examentekst nakijken

- Examentekst voor volgende week maken.

Hausaufgaben

Examentekst Hören 

 S. 56 Grammatik Aufgabe 15.2

Hast du ein deutsches Idol?

Vul het schema verder in.

 S.  Hören Aufgabe 5.1

Overdekt kamperen? In Berlijn kan het! Marcel en Ilse gaan vandaag naar een indoorcamping. Ze hebben namelijk wat te vieren…

 S. 31 Wörter Aufgabe 17.3

Vertaal samen de zinnen. Gebruik Plauderecke A und B

Oefen de zinnen.

Der Darsteller

1. die Kaution
2. die Busreise
3. die Rückkehr
4. de acteur

der Moderator

1. het vliegveld
2. het identiteitsbewijs
3. de presentator
4. der Flug

sich anschauen

1. lenen
2. bekijken
3. uitrusten
4. wandelen

der Kriegsfilm

1. de romantische film
2. de actie film
3. thriller
4. de oorlogsfilm

 S. 56 Grammatik Aufgabe 15.2

S. 59 Grammatik Aufgabe 17.2

A. De trappen van vergelijking

stam + -- er + am ....sten

schnell + schneller + am schnellsten

Gebruik de Lernecke.

B. Vertaal de woorden in de het kader 

zu = naar een persoon

in die/ ins (in das) / in den = als je ergens naar binnen gaat.

zum = vaste uitdrukking 

nach = naar een land / stad

 S. 33 Landeskunde Aufgabe 

18.3

combineer de zinnen met de juiste woorden

 S. 46 Lesen Aufgabe 13.3

Examentraining

 S. 46 Hören Aufgabe 8.2

Hilfe! Ich will nicht!

Zet de juiste zinnen in de juiste volgorde. 

Aufgabe 8.3 Grammatik S. 46

jong - jonger - het jongst

jung - jünger - am jüngsten

let op umlaut

kalt - kälter - am kältesten

klug - ...... - am klügsten

1. kluger
2. klüger

dumm - dümmer -...........

1. am dummsten
2. am dümmsten

Currywurst schmeckt mir.... als ein Wiener Schnitzel

1. am besten
2. besser

der Hinweg dauerte...... als erwartet.

1. kurz
2. kürzer
3. am kürzesten

Aufgabe 8.3 c  Grammatik S. 47

Ich fahre lieber nach Italien als in die Schweiz.

overtreffende trap.

Ich fahre am liebsten in die Schweiz.

Unser wohnwagen ist älter als euer Zeit

1. am ältesten
2. am altesten

Mein Reisepass ist länger gültig als dein Reisepass

1. längsten
2. am längsten
3. am langsten

Aufgabe 16.1 Lesen S. 29

Private Nachricht

1. Beantwoord de vragen in het Nederlands. 

2. Vertaal de zinnen naar het Duits.

Aufgabe 6.1 Hören S. 11

Luister naar het lied en maak de tekening af.. 

Hausaufgaben

Examentekst Lesen maken en meenemen.

Links van het document maken en via Google Classroom inleveren.