V2 Toets Lezen Tekstverb./sign.woorden

Lees deze instructie voor je begint
  • tijd: ca. 40 min. tot eind van de les (16 vragen: open en mpc) 
  • open de tekst in elo opdrachten 
  • laat hem open staan en lees de tekst eerst helemaal door 
  • bij de vragen lees je delen van de tekst opnieuw 
  • je hebt alléén de toets (LessonUp) en tekst (pdf) voor je 
  • bv. pc/laptop (tekst) + tel. OF wissel tussen LU en tekst 
  • lees eerst tekst 1 (elo) en na dia 14 tekst 2 (zelfde doc.) 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lees deze instructie voor je begint
  • tijd: ca. 40 min. tot eind van de les (16 vragen: open en mpc) 
  • open de tekst in elo opdrachten 
  • laat hem open staan en lees de tekst eerst helemaal door 
  • bij de vragen lees je delen van de tekst opnieuw 
  • je hebt alléén de toets (LessonUp) en tekst (pdf) voor je 
  • bv. pc/laptop (tekst) + tel. OF wissel tussen LU en tekst 
  • lees eerst tekst 1 (elo) en na dia 14 tekst 2 (zelfde doc.) 

Slide 1 - Tekstslide


8 vragen t/m dia 13
Lees tekst 1

Slide 2 - Tekstslide

Bij welk tekstverband horen de volgende signaalwoorden?
- al met al, dat houdt in, kortom -

A
samenvattend verband
B
redengevend verband
C
toelichtend verband
D
concluderend verband

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
handigheid streepjes-code voor winkels
B
(ontwikkeling/toepas- sing) streepjescode
C
telefoonapplicatie BoodschApp
D
60e verjaardag van de streepjescode

Slide 4 - Quizvraag

In alinea 2 staat een oorzakelijk verband. Geef bij de volgende vraag aan wat de oorzaak is en wat het gevolg. 
oorzaak: ... 
gevolg: ... 

Slide 5 - Tekstslide

Oorzaak en gevolg in alinea 2 zijn …
(zie groene dia hiervoor)

Slide 6 - Open vraag

Welke voordelen van de streepjescode zijn er voor supermarkten?

Slide 7 - Open vraag

'Ook die vergelijkt producten en hun voedingswaarde.' (al. 5).  
Noteer bij de volgende vraag: de opsomming waarnaar ‘ook’ verwijst. 

Slide 8 - Tekstslide

Naar welke opsomming verwijst 'ook' in alinea 5? (zie groene dia hiervoor)

Slide 9 - Open vraag

[7] In Zuid-Korea, een land waar de technologische ontwikkelingen supersnel gaan, kopen consumenten steeds minder in 'fysieke' winkels. Bezoek aan de supermarkt vinden ze een overbodige inspanning, want boodschappen doen ze online, bijvoorbeeld op het station, waar ze toch wachten op metro of trein. In virtual shops is alleen een beeld van producten te zien. Dat is – inclusief QR-code – snel gescand met de smartphone en al even snel online betaald. Als de Koreanen daarna niet flink haast maken, zijn de boodschappen eerder thuis dan zijzelf.  Zie 3 vragen hierna.

Slide 10 - Tekstslide

Welke combinatie van tekstverband / signaalwoord herken je in alinea 7? (zie groene dia hiervoor)
A
redengevend verband / want
B
chronologisch verband / want
C
redengevend verband / bijvoorbeeld
D
toelichtend verband / daarna

Slide 11 - Quizvraag

In al. 7 staat een voorwaardelijk verband. Noem het signaalwoord waaraan je dat ziet.

Slide 12 - Open vraag

Wat is de voorwaarde? (van het voorwaardelijk verband uit al. 7)

Slide 13 - Open vraag


8 vragen
t/m 
dia 25
Lees tekst 2

Slide 14 - Tekstslide

Bij welk tekstverband horen de
signaalwoorden 'kortom' en 'met andere woorden'?


A
concluderend verband
B
samenvattend verband
C
toelichtend verband
D
vergelijkend verband

Slide 15 - Quizvraag


Wat is het onderwerp van de tekst?
A
Duco Reitsma en Thomas Bruijne
B
een winkel in relatiegeschenken
C
het bedrijf Thocobags
D
tassen uit China

Slide 16 - Quizvraag

In alinea 1 en 2 komt twee keer een vergelijkend verband voor. Noteer bij de volgende vraag twee formuleringen met signaalwoorden die op een vergelijkend verband duiden. Lees daarvoor in tekst 2 alinea 1 en 2 nog een keer.

Slide 17 - Tekstslide

2 formuleringen met signaalwoorden van vergelijkend verband zijn:

Slide 18 - Open vraag


Welke zin wordt in alinea 3 toegelicht?
A
. . . zo leuk, dat we groter wilden worden.
B
We kregen snel veel aandacht van de media.
C
Nu hebben we tassen in China laten maken.
D
. . . op school en via internet verkocht.

Slide 19 - Quizvraag

Aan welk signaalwoord herken je het antwoord uit de vorige vraag?
A
bijvoorbeeld
B
al
C
ook
D
nu

Slide 20 - Quizvraag

[4] Hoeveel tijd besteed je eraan? Kun je het combineren met school en huiswerk? 'Per week besteden we tussen de twee en tien uur aan Thocobags. Het is nu nog wel goed te combineren met school. We werken er in het weekend meer aan dan door de week.'
 Lees alinea 4 en beantwoord de volgende vraag.

Slide 21 - Tekstslide

Welke combinatie van tekstverband / signaalwoord herken je in al. 4?
(zie groene dia hiervoor)
A
chronologisch verband / en
B
opsommend verband / nu
C
tegenstellend verband / meer... dan
D
vergelijkend verband / meer ....dan

Slide 22 - Quizvraag

Lees tekst 2 al. 5 en noteer het doel-middel verband, dus: doel en middel.

Slide 23 - Open vraag

Wat is de hoofdgedachte van tekst 2?  
A De 14-jarige jongens Duco Reitsma en Thomas Bruijne zijn eigenaar van het succesvolle tassenbedrijf Thocobags. 
B Duco Reitsma en Thomas Bruijne besteden per week gemiddeld zes uur aan hun tassenbedrijf Thocobags. 
C Het tassenbedrijf Thocobags is vooral succesvol geworden dankzij aandacht van de media. 
D Thomas Bruijne en Duco Reitsma vinden alle bezigheden voor hun tassenbedrijf Thocobags best veel werk, maar het is ook erg leuk.  Zie volgende dia.

Slide 24 - Tekstslide

Wat is de hoofdgedachte van tekst 2?
(zie groene dia hiervoor)

A
De 14-jarige jongens Duco Reitsma en ...
B
Duco Reitsma en Thomas Bruijne …
C
Het tassenbedrijf Thocobags is ...
D
Thomas Bruijne en Duco Reitsma vinden ...

Slide 25 - Quizvraag

Hoe vond je de toets? Klik na deze dia op X en inleveren.
A
heel moeilijk
B
moeilijk
C
heel makkelijk
D
makkelijk

Slide 26 - Quizvraag