ritme van de aarde, seizoenen en klimaten

seizoenen 
en
 klimaten
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

seizoenen 
en
 klimaten

Slide 1 - Tekstslide

Hoe dag en nacht ontstaan.

Het verband tussen de kalender en het rondje 
om de zon toelichten.

Hoe seizoenen ontstaan.

verschillende klimaten

Je leert...

Slide 2 - Tekstslide

Om de zon
In 24 uur draait de aarde een rondje om haar as. Daardoor ligt altijd één helft van de aarde in het licht van de zon en één helft in het donker. Zo ontstaan dag en nacht. De aarde draait niet alleen om haar eigen as maar maakt ook een reisje om de zon. Dat reisje om de zon gebeurt met een snelheid van wel 108.000 kilometer per uur. Over een rondje om de zon doet de aarde ongeveer 365 dagen en 6 uur. 6 uur is een kwart van een dag,
na vier jaar is dat precies een dag, deze
dag noemen we schrikkeldag. Dit is een
extra dag in een schrikkeljaar, deze dag is
op de kalender 29 februari. De extra dag
zorgt ervoor dat onze kalender weer gelijk
loopt met ons reisje om de zon. 
Het stokje dat je in de aardbol ziet, is de as.
Dit stokje bestaat niet echt


Slide 3 - Tekstslide

Hoe vaak draait de aarde in een jaar om haar as?
A
1 keer
B
108.000 keer
C
24 keer
D
365 keer en een kwart

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Verschillende seizoenen
In Nederland zijn er vier seizoenen: zomer, herfts, winter en lente. In de zomer is het een stuk warmer dan in de winter. Dat komt doordat de as van de aarde scheef staat. De zon staat in de zomer op het noordelijk halfrond (bovenste deel) van de aarde en in de winter op het zuidelijk halfrond (onderste deel) van de aarde. Op plek die richting de zon staat, is het warmer. Dit heeft drie oorzaken:
1.   De zon schijnt hier langer, waardoor de aarde langer kan opwarmen.
2.   De zon staat hoger aan de hemel, daardoor zijn de zonnestralen sneller bij het aardoppervlak en koelen ze minder snel af.
3.   En doordat de zon hoger staat, verwarmen de zonnestralen een kleiner oppervlakte van de aarde, waardoor deze sneller verwarmt. 
kijk naar de afbeelding op de volgende slide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wanneer staat de zon hoger?

Wanneer is het langer licht?

Wanneer worden zonnestralen over een groter oppervlak verspreid?

Wanneer is het kouder?
Sleep het de antwoorden naar de goede zin.
Kies uit:
Zomer
Zomer
Winter
Winter

Slide 12 - Sleepvraag

Kijk naar de afbeelding. Waar is het zomer?
(a) Japan, (b) Zuid-Afrika, (c) Australië.
A
Japan
B
Zuid-Afrika
C
Australië
D
Geen van deze plekken

Slide 13 - Quizvraag

Kijk naar de afbeelding. Welk seizoen is het in Nederland?
A
lente
B
zomer
C
herfst
D
winter

Slide 14 - Quizvraag

Is het met Kerst
in Australië:
A
winter
B
zomer

Slide 15 - Quizvraag

Is deze foto op
21 juni of 23 september
op de evenaar genomen

A
21 juni
B
23 september

Slide 16 - Quizvraag

Op de Noordpool is het de hele winter...
A
Licht
B
Donker

Slide 17 - Quizvraag

Op de Noordpool wordt het middenin de zomer niet donker. Hoe kan dat, denk je?
A
De Noordpool draait dan heel langzaam.
B
De zon draait in de zomer boven de Noordpool.
C
De Noordpool is dan naar de zon toegekeerd en krijgt dag en nacht licht.

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video

Verschillende klimaatzones

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Welke klimaatzone
ligt het dichts
bij de evenaar?
A
poolklimaat
B
landklimaat
C
tropisch klimaat
D
zee klimaat

Slide 22 - Quizvraag

In wat voor
klimaat leven wij
in Nederland?
A
Poolklimaat.
B
Tropisch klimaat.
C
Landklimaat.
D
Zee klimaat.

Slide 23 - Quizvraag

welk klimaat
heerst hier?
A
Poolklimaat
B
Tropisch klimaat
C
Woestijnklimaat
D
Landklimaat

Slide 24 - Quizvraag

welk klimaat
heerst hier?
A
Poolklimaat
B
Tropisch klimaat
C
Woestijnklimaat
D
Landklimaat

Slide 25 - Quizvraag

seizoenen en klimaten

Slide 26 - Woordweb

Op de Noordpool vallen de zonnestralen .... op de aarde.
A
recht
B
schuin

Slide 27 - Quizvraag

De zonnestralen op de Noordpool verwarmen een .... gebied.
A
groot
B
klein

Slide 28 - Quizvraag

De zonnestralen op de Noordpool geven .... warmte.
A
veel
B
weinig

Slide 29 - Quizvraag