NBG B week 27.5

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NieuwsbegripMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

De  5 strategieën van NBG:
  • verkennen van de tekst
  • vragen stellen bij de tekst
  • ophelderen van onduidelijkheden
  • samenvatten
  • verbanden in de tekst (verwijs- en signaalwoorden)

Slide 2 - Tekstslide

doel van de les 
Je kan verwijs- en signaalwoorden 
herkennen en gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Tekst lezen

Slide 7 - Tekstslide

Verwijswoorden!!!
  Verwijswoorden

Slide 8 - Tekstslide

Verwijswoorden
Henk heeft een baantje in de Aldi.
Hij vindt het erg leuk.

Slide 9 - Tekstslide

Verwijswoorden
Henk heeft een baantje in de Aldi.
Hij vindt het erg leuk.
HIJ -> verwijst naar Henk

Slide 10 - Tekstslide

Verwijswoorden
Verwijswoorden verwijzen naar iets wat al in de tekst is genoemd. 

Voorbeelden van verwijswoorden:
Hij, ze, hem, haar, het, deze, die, dat, dit, wat.

Slide 11 - Tekstslide

Lees regel 7-8:
In een interview in Het Parool vertelde ze als 9-jarige hoe ZE met haar eigen bedrijfje in zelfgemaakte kaarsen is gestart.
A
Kamer van Koophandel
B
de moeder
C
Sammy Guldemond
D
webshop

Slide 12 - Quizvraag

Lees regel 28-29 ZE bruisen van de ideeën en kijken ook anders naar dingen.
ZE verwijst naar....

Slide 13 - Open vraag

Lees regel 37-38 DIE zijn namelijk aansprakelijk voor jouw handelen, bijvoorbeeld als je spullen moet bestellen of een contract moet afsluiten.
DIE verwijst naar...

Slide 14 - Open vraag

SIGNAALWOORDEN, bedenk 1 voorbeeld van een signaalwoord.

Slide 15 - Woordweb

voorbeelden van signaalwoorden

Slide 16 - Tekstslide

Lees regel 2
Welk signaalwoord vind je ?

Slide 17 - Open vraag

Lees regel 12
Welk signaalwoord vind je ?

Slide 18 - Open vraag

Markeer de signaalwoorden in dit stukje 

Slide 19 - Tekstslide

De 8 signaalwoorden in dit stukje 

Slide 20 - Tekstslide

verwijswoord
signaalwoord
omdat 
dus
hoewel
en
hij 
zij
die
dat

Slide 21 - Sleepvraag

Slide 22 - Tekstslide

Wat vond je van deze les ?
A
TE moeilijk
B
ging goed
C
ik heb iets bijgeleerd
D
TE makkelijk

Slide 23 - Quizvraag