1. We gebruiken 'used to' om te verwijzen naar gewoontjes en situaties in het verleden, die niet meer in het heden gebeuren.
2. Used to + het hele werkwoord
+ I used to eat meat. -> you do not eat meat now
- She did not use to drive. -> she can drive now
? Did you use to smoke? -> I am asking if you ever smoked in your past
Let op! de -d aan het eind van used verdwijnt in vragende en ontkennende zinnen!