Toets 5 (2a) 15 vr.

• Verkeersopleidingen
• Beroepsopleiding

Als de vragen in de toets goed overeenstemmen met de leerdoelen is deze toets?

1. Valide.
2. Betrouwbaar.
3. Objectief.

Waar staat de methode WAKKER voor?

1. Waarnemen, aantekeningen maken, klassificeren, kwalificeren, evalueren, rapporteren.
2. Wachten, aandacht, kijken, kritiek en rijden
3. Waarnemen, aandacht, kwaliteit, kritiek, evalueren, rapporteren.

Als een rijinstructeur een praktijktoets wil afnemen bij zijn leerling moet hij rekening houden met?
1. De taaksituatie van de toets moet passen bij niveau van de leerling. 2. Leerling moet een goed humeur hebben. 3. Een goede route kiezen voor het toetsen. 4. Genoeg situaties kiezen voor de toets. 5. Je moet een dubbele les plannen voor de toets.

1. 1, 2, 3, 4,5
2. 1, 3, 4, 5
3. 1, 3, 4

Een leerling krijgt een mondelinge ingreep omdat hij te lang stilstond bij een voorrangskruispunt. Is deze leerling nu gezakt?

1. Ja, hij is gezakt op aangepast/besluitvaardig rijden.
2. Nee, want het is een mondelinge ingreep.
3. Ja, bij iedere mondelinge ingreep ben je gezakt.

Wat betekent evalueren in de ruimste zin van het woord?

1. Fouten uit het onderwijsleerproces halen.
2. Fouten uit de leerling halen.
3. Komen tot beter lesgeven.

Wat houdt een foutenanalyse in?

1. Nauwkeurig bestuderen van de gemaakte fouten en hun oorzaken.
2. Nauwkeurig bekijken van toetsen en examens.
3. Nauwkeurig opsporen van hiaten in de cursus

Als een leerling door overvloed aan leerstof niets meer opneemt spreekt men van?

1. Non-verbaal gedrag.
2. Desintegratie.
3. Extrinsiek gedrag

Aan het einde van de les controleert de instructeur of de leerdoelen zijn gehaald die hij aan het begin van de
les in zijn doelstelling bekend heeft gesteld.
Dit is een?

1. Procesevaluatie.
2. Productevaluatie.
3. Feedback

Welke van de hieronder genoemde voorbeelden valt onder vaste leerling kenmerken?

1. Doorzettingsvermogen en ijver.
2. Leertempo en emoties.
3. Nationaliteit en vooropleiding.

Vragen kunnen ingedeeld worden naar:

1. Doel, vorm en inhoud
2. Proces, doel en vorm
3. Inhoud, soort en doel.

Wat is affectief gedrag?

1. Dat je voetgangers voor laat gaan op een VOP.
2. Dat je voorrangsregels toepast.
3. Dat je rekening houdt met andere weggebruikers.

Welke bewering is juist?

1. Een foutenanalyse heeft als doel de fouten van de instructeur uit een door hem gegeven les te halen.
2. Een foutenanalyse kan men ook maken van één individuele leerling om de oorzaak van de door hem/haar gemaakte fouten te achterhalen.
3. Een foutenanalyse maak je om de fouten van de leerling te ontdekken.

Met de omschrijving "alle gegevens die invloed kunnen hebben op het verloop en de resultaten van de
cursus" wordt verwezen naar het component?

1. Beginsituatie
2. Didactische werkvorm.
3. Leeractiviteit.

Een mogelijke aanpak van een onverschillige leerling is?

1. Voortdurend stiptheid te vragen.
2. Vaak belonen bij goed gedrag
3. Bij fout gedrag onmiddellijk te straffen,

Bij de leerlingen met een cognitief beheersingsniveau is het beter dat de instructeur deze leerlingen?

1. Opdrachten geeft waar een beperkt cognitief beheersingsniveau voor vereist is
2. BIJ complexe opdrachten deze splitsen in eenvoudigere deelopdrachten
3. Alleen maar praktische vaardigheden laten oefenen.